- Engels Nederlands
- a sheep = schaap
- broomstick = bezemsteel
- forest = bos
- lair = drakenhol
- maze = doolhof
- old oak = oude eik
- potions = toverdrankjes
- sheep = schapen
- tree = boom
- to bewitch = betoveren
- to fight = vechten
- to follow = volgen
- to go straight ahead = rechtdoor gaan
- to leave = verlaten
- to turn left = linksaf slaan
- to turn right = rechtsaf slaan
- asleep = in slaap
- at the end = aan het einde
- can you tell me… = kunt u me zeggen …
- go across the bridge = steek de brug over
- invisible = onzichtbaar
- safe = veilig