- Engels Nederlands
- attic = zolder
- bathroom = badkamer
- bathtub = bad
- bedroom = slaapkamer
- desk = bureau
- garage = garage
- gym = sportzaal
- kitchen = keuken
- living room = woonkamer
- master bedroom = ouderslaapkamer
- mirror = spiegel
- nursery = kinderkamers
- shed = schuur
- shelf, shelves = plank, planken
- showcase = vitrinekast
- shower = douche
- study = studeerkamer
- stuff = spullen
- supply closet = voorraadkast
- tiles = tegels
- toilet = wc
- wallpaper = behang
- washbasin = wastafel
- window sills = raamkozijnen
- to be sports minded = veel met sport bezig zijn
- to build = bouwen
- to fold open = openvouwen
- to give a hand = een handje helpen
- to jump = springen
- to match = passen bij
- to move = verplaatsen, verhuizen
- to paint = schilderen
- to refurbish = opnieuw inrichten
- to reuse = hergebruiken
- to strip = weghalen
- to wallpaper = behangen
- Can you manage? = Lukt het?
- colour = kleur
- especially = vooral