Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • I want to clear out my room! = Ik wil mijn kamer leegruimen!
  • We’ll put up the curtains. = We gaan de gordijnen ophangen.
  • I will paint the chair. = Ik ga de stoel schilderen.
  • I want to put up a poster. = Ik wil een poster ophangen.
  • What will you paint besides the doors? = Wat ga je naast de deuren ook nog schilderen?
  • Mounir is moving furniture around. = Mounir is de meubels aan het verschuiven.
  • Will you help me to wallpaper the bedroom? = Help je mij de slaapkamer te behangen?
  • I will reuse the old table. = Ik ga de oude tafel opnieuw gebruiken.
  • I really want to clean my closet. = Ik wil echt mijn kast opruimen.
  • I want to paint the window sills blue. = Ik wil de raamkozijnen blauw schilderen.
  • He has a fish tank in his house. = Hij heeft een aquarium in zijn huis staan.
  • He’ll paint the cupboard with my help. = Hij gaat met mijn hulp de kast schilderen.
  • That poster hangs on the wall. = De poster hangt aan de muur.
  • The paintbrush lies on the table. = De kwast ligt op (de) tafel.
  • The Duct tape rolled under the couch. = De afplaktape rolde onder de bank.
  • I went to the DIY store by car. = Ik ging met de auto naar de doe-het-zelf-winkel.
  • My father keeps paint in the garage. = Mijn vader bewaart verf in de garage.
  • The lamp hangs over the table. = De lamp hangt boven de tafel.
  • I’ll get help from a good friend of mine. = Ik krijg hulp van een goede vriend van mij.
  • How do I get the new couch through the door? = Hoe krijg ik de nieuwe bank door de deur?
  • Pass me the hammer, please! = Geef me even de hamer aan!
  • I’ll put this floor lamp next to the side board. = Ik ga deze lamp naast het dressoir zetten.
  • This painting was created by Armando. = Dit schilderij is door Armando gemaakt.
  • What does your bedroom look like? = Hoe ziet jouw slaapkamer eruit?
  • What furniture do you have in your living room? = Welke meubels heb je in je woonkamer?
  • I have posters on the walls. = Ik heb poster op mijn muren.
  • My curtains are dark blue. = Mijn gordijnen zijn donkerblauw.
  • I do my homework in my room. = Ik maak mijn huiswerk in mijn kamer.
  • My little brother is not allowed in my room. = Mijn broertje mag mijn kamer niet in.
  • I share my room with my sister. = Ik deel mijn kamer met mijn broer.