Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • assignment = opdracht
  • bags = tassen
  • cash register = kassa
  • change = wisselgeld
  • grade = cijfer
  • kindness = vriendelijkheid
  • stranger = vreemdeling
  • to agree = eens zijn
  • to be 50 cent short = 50 cent tekort komen
  • to be in a hurry = haast hebben
  • to choose = kiezen
  • to combine = combineren
  • to feed = eten geven
  • to feel sorry for someone = medelijden hebben met iemand
  • to glance = vluchtig kijken
  • to grade = becijferen
  • to hand someone = aan iemand geven
  • to laugh at someone = iemand uitlachen
  • to make it happen = laten gebeuren
  • to make up with someone = het goed maken met iemand
  • to move = verhuizen
  • to pull someone’s leg = een grap met iemand uithalen
  • to smell = ruiken
  • to vomit = overgeven, spugen
  • above = bovenstaand
  • enough = genoeg
  • homeless = dakloos
  • in advance = vooruit
  • instead = in plaats van
  • odd / weird = vreemd
  • random = willekeurig
  • silly = dommig
  • stern = moeilijk, bozig
  • suddenly = plotseling
  • unkind = onaardig
  • walking down the street = op straat lopen