- Engels Nederlands
- contestant = deelnemer
- eagle = adelaar
- punishment = straf
- setting = plek
- ski-jumper = schansspringer
- spectators = toekijkers, publiek
- to add = toevoegen
- to agree on = ergens mee eens zijn
- to compete = meedoen aan wedstrijden
- to decide = besluiten
- to dominate = overheersen
- to expel = uitsluiten
- to happen = gebeuren
- to raise = omhoog doen
- to receive = ontvangen
- to refer to = verwijzen naar
- to regard = zien, beschouwen
- to ridicule = belachelijk maken
- to treat = hier: behandelen
- bad, worse, worst = slecht, slechter, slechtst
- despite = ondanks
- entirely different = compleet anders
- goofy = niet goed snik
- probably = waarschijnlijk
- superiority = overmacht
- valuable = waardevol
- whether = of