Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • city = stad
  • every day = elke dag
  • good at = goed in
  • lesson = les
  • like = leuk vinden
  • live = wonen
  • love = houden van
  • name = naam
  • play football = voetballen
  • year = jaar
  • aunt = tante
  • brother = broer
  • father = vader
  • girlfriend = vriendin
  • granddad = opa
  • grandma = oma
  • grandparents = grootouders
  • mother = moeder
  • sister = zus
  • uncle = oom
  • parent = ouder
  • always = altijd
  • big = groot
  • clothes = kleren / kleding
  • funny = grappig
  • shoe = schoen
  • show = laten zien
  • story = verhaal
  • together = samen
  • because = omdat
  • friendly = aardig / vriendelijk
  • happy = vrolijk
  • hear = horen
  • nervous = nerveus / zenuwachtig
  • nice = vriendelijk
  • see = zien
  • job = baan / beroep
  • learn / teach = leren
  • photo = foto