Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • un bénévole = een vrijwilliger
  • indispensable = onmisbaar
  • un immeuble = een flatgebouw
  • elle est enceinte = zij is in verwachting
  • le métier = het beroep
  • s'occuper de = zich bezighouden met
  • la cour = de binnenplaats
  • le miroir = de spiegel
  • une entreprise = een onderneming
  • un emploi = de baan
  • le locataire = de huurder
  • mignon = lief
  • naître = geboren worden
  • entendre = horen
  • s’entendre avec = het kunnen vinden
  • un cousin = een neef
  • une cousine = een nicht
  • l’équitation = het paardrijden
  • faire la connaissance de = kennismaken met
  • garder = oppassen
  • la belle-soeur = de schoonzuster
  • les jumelles = de tweeling
  • le voisin = de buurman
  • une jolie vue = een mooi uitzicht
  • la pièce = het vertrek
  • une cheminée = een open haard
  • louer = huren
  • vivre = leven
  • se séparer = scheiden
  • le cas = het geval
  • voir = zien
  • emmener = meenemen
  • le rêve = de droom
  • se souvenir de = zich herinneren
  • la Manche = het Kanaal
  • le boulot = het baantje
  • fatigué = moe
  • la montre = het horloge
  • partager = delen
  • une famille recomposée = een samengesteld gezin
  • se remarier = hertrouwen
  • le véhicule = het voertuig
  • avoir l’habitude de = de gewoonte hebben om
  • traîner = rondslingeren
  • vide = leeg
  • sembler = lijken
  • pousser = duwen
  • on verra = we zullen wel zien
  • se moquer de = spotten met
  • sale = vuil
  • silencieux = stil