Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • attirer = aantrekken
  • la pomme de terre = de aardappel
  • en general = in het algemeen 1
  • généralement = in het algemeen 2
  • pauvre = arm
  • la soirée = de avond
  • connu = bekend
  • célèbre = beroemd
  • bien sûr = beslist, zeker
  • la curiosité = de bezienswaardigheid
  • visiter = bezoeken
  • le visiteur = de bezoeker
  • l’assiette = het bord
  • le beurre = de boter
  • la tartine = de boterham
  • la charcuterie = het broodbeleg (hartig)
  • une journée = een dag
  • le plat du jour = de dagschotel
  • épais = dik
  • boire = drinken
  • cher = duur
  • vraiment = echt
  • plutôt = eerder, liever
  • chaque = elk
  • les pois cassés = de erwten
  • manger = eten
  • la nourriture = het eten, voedsel
  • les crevettes = de garnalen
  • épicé = gekruid
  • le plat = het gerecht
  • le verre = het glas
  • les canaux = de grachten
  • les légumes = de groenten
  • le hareng = de haring
  • la capitale = de hoofdstad
  • indonésien = Indonesisch
  • l‘influence = de invloed
  • une année = een jaar
  • la confiture = de jam
  • une église = een kerk
  • la cuisine = de keuken
  • le clocher = de klokketoren
  • la tasse = het kopje
  • la réduction = de korting
  • la petite cuillère = het lepeltje
  • le déjeuner = de lunch
  • la plupart = het merendeel
  • le couteau = het mes
  • possible = mogelijk
  • difficile = moeilijk
  • le musée = het museum
  • à côté = naast
  • les nouilles = de noedels
  • assez = nogal, tamelijk
  • les huîtres = de oesters
  • le petit-déjeuner = het ontbijt
  • ancien, vieux = oud
  • copieux = overdadig
  • l’anguille (fumée) = de paling (gerookte)
  • pimenté = pittig, gepeperd
  • déguster = proeven
  • raisonnable = redelijk
  • le riz = de rijst
  • composé de = samengesteld uit
  • une tranche de pain = een snee brood
  • cinq étoiles = 5 sterren
  • recenser = tellen
  • thaïlandais = Thais
  • dépenser = uitgeven
  • la vue = het uitzicht
  • différent = verschillend
  • la viande = het vlees
  • tôt = vroeg
  • une promenade = een wandeling
  • le monde = de wereld
  • le monde entier = de hele wereld
  • mondialement = over de hele wereld
  • le quartier = de wijk
  • le saucisson = de worst
  • sûr = zeker
  • rare = zeldzaam
  • la même = het zelfde
  • même = zelfs
  • sucré = zoet
  • salé = zout, hartig