- Frans Nederlands
- À quelle heure … ? = Hoe laat …?
- l’heure = het uur
- lundi = maandag
- mardi = dinsdag
- mercredi = woensdag
- jeudi = donderdag
- vendredi = vrijdag
- le déjeuner = de lunch / het middageten
- avec = met
- par semaine = per week
- le jeudi (après-midi) = elke donderdag(middag)
- l’après-midi = de middag
- le vendredi (après-midi) = elke vrijdag(middag)
- quatre fois par semaine = viermaal per week
- le lundi matin = elke maandagochtend
- le matin = de ochtend
- Quelle heure est-il ? = hoe laat is het?
- le soir = de avond
- la nuit = de nacht
- combien de fois = hoe vaak
- samedi = zaterdag
- dimanche = zondag
- le week-end = het weekend
- le jour = de dag