- Frans Nederlands
- la costume = het kostuum
- la cravate = de stropdas
- se déguiser = zich vermommen
- l’humeur = het humeur
- sur des tons différents = op verschillende tonen
- vivre ensemble = samenleven
- prendre les affaires = spullen pakken
- réveiller qn = iemand wakker maken
- accompagner qn = iemand vergezellen
- embrasser qn = iemand omhelzen
- le portrait de famille = de familiefoto
- compréhensif = begripvol
- faire confiance à qn = iemand vertrouwen
- indiscret = onbescheiden
- à fleurs = gebloemd
- à paillets = met pailletten
- à carreaux = geruit
- à volants = met stroken
- à rayures = gestreept
- en laine = van wol
- en soie = van zijde
- à talons = met hakken
- en cuir = van leer
- de montagne = berg-
- de soirée = avond-
- de soleil = zonne-
- être en colère contre qn = boos zijn op iemand
- triste = triest
- content = tevreden
- inquiet = ongerust
- embêter = ergeren
- Ça ne me fait rien. = Dat doet me niets.
- Ça m’est égal. = Dat is me om het even.