Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • bouger = bewegen
  • blessure = de blessure
  • grave = ernstig
  • valoir = gelden
  • hier = gisteren
  • presque = haast
  • espérer = hopen
  • vivre = leven
  • rien = niets
  • regarder = oppassen
  • lever = optillen
  • jardin d'enfant = de speeltuin
  • faire du sport = sporten
  • école de sport = de sportschool
  • s'entraîner = trainen
  • au plus tard = het uiterlijk
  • sûrement = vast
  • doigt = de vinger
  • provisoire = voorlopig
  • weekend = het weekend
  • lourd = zwaar
  • piscine = het zwembad
  • nager = zwemmen