Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • exactement = precies
  • acheter = kopen
  • le désordre = de rommel
  • contre = tegen
  • la place = de plaats
  • moyen, moyenne = gemiddeld
  • tu peux (pouvoir) = jij kunt (kunnen)
  • dommage = jammer
  • c’est ça = dat klopt
  • le bureau = het bureau
  • le fauteuil = de leunstoel
  • clair = licht
  • la semaine = de week
  • prochain = volgend
  • vide = leeg
  • pour = om te, voor
  • les affaires (f pl) = de spullen
  • ranger = opruimen
  • le mur = de muur
  • moderne = modern
  • on met (mettre) = men legt, zet (leggen, zetten)
  • par terre = op de grond
  • la taille = de afmeting, maat
  • le canapé = de bank
  • les vêtements (m pl) = de kleren