Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • le temps = het weer
  • l’orage (m) = de onweersbui
  • le ciel = de lucht
  • la randonnée = de wandeltocht
  • la montagne = de bergen, het gebergte
  • tôt = vroeg
  • jaloux, jalouse = jaloers
  • avril = april
  • mauvais = slecht
  • fort = sterk
  • le tonnerre = de donder
  • l’éclair (m) = de bliksem
  • loger = logeren
  • arabe = Arabisch
  • se promener = wandelen
  • rigoler = lol hebben
  • le lieu = de plek
  • la moto = de motor
  • le coup de soleil = de zonnesteek
  • ça marche = dat gaat goed
  • quelquefois = soms
  • combien de temps ? = hoelang?
  • faire du camping = kamperen
  • il dit (dire) = hij zegt (zeggen)
  • avec eux = met hen