Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • les vacances = de vakantie
  • j'ai travaillé = ik heb gewerkt
  • ici = hier
  • rester = blijven
  • chez moi = thuis
  • je vais travailler = ik ga werken
  • une note = een cijfer
  • pas vraiment = niet echt
  • le cousin = de neef
  • la cousine = de nicht
  • distribuer = uitdelen
  • mauvais = slecht
  • pas assez = niet genoeg
  • le projet = het plan
  • un animal = een dier
  • stable = stabiel
  • la côte = de kust
  • à partir de = vanaf
  • la chaleur = de warmte
  • brûler = branden
  • le sapeur-pompier = de brandweerman
  • dur = hard
  • la fin = het einde
  • nager = zwemmen
  • entendre = horen