Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • agréable = prettig
  • aimable = vriendelijk
  • au milieu de = midden in
  • chaleureux = hartelijk
  • d’après = volgens
  • être à la hauteur de = op het niveau zijn van
  • gentil = aardig
  • la file d’attente = de rij wachtenden
  • la lumière = het licht
  • la nourriture = het eten
  • la trace = het spoor
  • le dragueur = de versierder
  • le témoignage = de getuigenis
  • le voyage de noces = de huwelijksreis
  • les soldes = de uitverkoop
  • manquer de = gebrek hebben aan
  • pressé = gehaast
  • spontané = spontaan
  • un accueil = een ontvangst
  • à la fois = tegelijkertijd / tegelijk
  • aménager = inrichten
  • atteindre = bereiken
  • au-dessus de = boven
  • en outre = bovendien
  • en plein air = in de open lucht
  • environ = ongeveer
  • interdire = verbieden
  • l’extérieur = de buitenkant
  • la surface = de oppervlakte
  • la vue = het uitzicht
  • le promeneur = de wandelaar
  • ne … que = slechts
  • puisque = daar
  • réputé = beroemd
  • supporter = verdragen / dragen
  • un amateur = een liefhebber
  • un ascenseur = een lift
  • une étoile = een ster
  • circuler = gaan
  • dépasser / doubler = inhalen
  • garer / stationner = parkeren
  • la bicyclette / le vélo = de fiets
  • la canicule = de hittegolf / de hitte
  • la circulation = het verkeer
  • la ligne de métro = de metrolijn
  • la route / le chemin = de weg
  • la rue = de straat
  • la station de métro = het metrostation
  • le bouchon = de opstopping
  • le camion / le poids lourd = de vrachtwagen
  • le croisement = de kruising
  • le moyen de transport = het vervoermiddel
  • le piéton = de voetganger
  • le réseau = het netwerk
  • le véhicule = het voertuig
  • le voyageur = de reiziger
  • les chemins de fer = de spoorwegen
  • marcher / se promener = wandelen
  • rencontrer = ontmoeten
  • se tromper = zich vergissen
  • un embouteillage = een opstopping
  • aussi bien que = evenals
  • il m’arrive = het gebeurt dat ik
  • probablement = waarschijnlijk
  • se détendre = zich ontspannen
  • trouver = vinden
  • la solution = de oplossing
  • vécu = geleefd
  • vraiment = werkelijk
  • auparavant = daarvoor
  • de tous les âges = van alle leeftijden
  • entourer = er omheen staan
  • un petit espace = een plekje
  • en tous les cas = in ieder geval
  • cela m’est égal = dat kan me niet schelen
  • la copine = de vriendin
  • ensemble = samen
  • sur l’épaule = op zijn schouder
  • tout de suite = meteen
  • remarquer = opmerken
  • dehors = erbuiten / buiten
  • le front = het voorhoofd
  • pareil = hetzelfde
  • le guide = de gids
  • conduire / accompagner = begeleiden
  • il y a longtemps = lang geleden
  • tellement = zo
  • le poumon = de long
  • s’inquiéter = zich ongerust maken
  • fier = trots
  • se pousser = elkaar duwen
  • le coude = de elleboog
  • surtout = vooral
  • ni ... ni = noch ... noch
  • le gardien = de bewaker
  • le sourire = de glimlach
  • habitué à = gewend aan
  • la dent = de tand
  • la bouche = de mond
  • s’énerver = zich opwinden
  • un immeuble = een flatgebouw
  • expliquer = uitleggen
  • timide = verlegen
  • le coin = de hoek
  • le doigt = de vinger
  • protéger = beschermen
  • tranquille = rustig
  • une entreprise = een bedrijf
  • s’occuper de = zich bezighouden met
  • le boulot = de baan
  • insister = aandringen
  • davantage = meer
  • rigoler = grinniken
  • se dépêcher = zich haasten
  • alors que = terwijl
  • afin d’échapper = om te ontsnappen
  • échanger = ruilen
  • auprès de = bij
  • le destin = het lot
  • les recensions = de boekbesprekingen
  • cette vague = deze golf
  • un gamin = een joch
  • insupportable = onuitstaanbaar
  • la résistante = de verzetstrijdster
  • un cambrioleur = een inbreker
  • les participants = de deelnemers
  • encouragé = aangemoedigd
  • ont franchi = hebben gepasseerd
  • épuisé = uitgeput
  • souffert = heeft pijn gehad
  • prévu = verwacht
  • hebdomadaire = wekelijks
  • tout de même = toch
  • admettre = toegeven
  • fou = gek