Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • marié = getrouwd
  • le métier = het beroep
  • la tête = het hoofd
  • le bras = de arm
  • la main = de hand
  • les doigts = de vingers
  • le pied = de voet
  • la jambe = het been
  • tourner = draaien
  • petit = klein
  • nouveau = nieuw
  • gagner = winnen
  • depuis = sinds
  • arriver = aankomen / komen
  • à l’heure = op tijd
  • l’eau = het water
  • le portable = het mobieltje
  • un texto / un SMS = een sms’je
  • devant = voor
  • un maillot = een shirt / een trui
  • les chaussettes = de sokken
  • le départ = het vertrek
  • les vêtements = de kleren
  • chaud = warm
  • rentrer = thuiskomen
  • aimer = houden van
  • regarder = kijken naar
  • écouter = luisteren naar
  • adorer / aimer = dol zijn op
  • détester = een hekel hebben aan
  • C’est bête! / C'est stupide! = Dat is stom!
  • J’aime bien … = Ik vind het wel leuk./ Ik vind het leuk.
  • C’est facile. = Dat is gemakkelijk.
  • aussi = ook