Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • aider = helpen
  • un accident = een ongeluk
  • En avant! / Allez! = Vooruit!
  • ce soir = vanavond
  • marcher = lopen
  • j’entends = ik hoor
  • bouger = bewegen
  • la fin = het einde
  • gagner = winnen
  • préparer sa valise = zijn koffer inpakken
  • le sac à dos = de rugzak
  • on sort / nous sortons = we gaan eruit / we gaan uit
  • on part / nous partons = we vertrekken
  • Ne t’inquiète pas! = Wees niet ongerust!
  • Figure-toi! = Stel je voor!
  • le réveil = de wekker
  • un appareil = een apparaat
  • partout = Overal
  • haut / haute = hoog
  • long / longue = lang
  • court / courte = kort
  • un arbre = een boom
  • pousser = groeien
  • un manteau = een jas
  • depuis = sinds
  • l’année dernière = vorig jaar
  • toute la famille = de hele familie
  • quand = wanneer
  • des notes = aantekeningen
  • C’est gentil. / C'est sympa. = Dat is aardig.
  • la semaine prochaine = volgende week
  • l’argent de poche = het zakgeld