Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • marié = getrouwd
  • la tête = het hoofd
  • le bras = de arm
  • la main = de hand
  • les doigts = de vingers
  • le pied = de voet
  • la jambe = het been
  • tourner = draaien
  • C’est facile. = Het is gemakkelijk.
  • nouveau = nieuw
  • gagner = winnen
  • depuis = sinds
  • arriver = aankomen / komen
  • à l’heure = op tijd
  • l’eau = het water
  • toujours = altijd
  • très sympa = erg aardig / erg leuk
  • après = na
  • rentrer = naar huis gaan
  • en car = met de bus
  • les chaussettes = de sokken
  • un maillot = een shirt / een trui
  • le départ = het vertrek
  • chaud = warm
  • aimer = houden van
  • regarder = kijken naar
  • adorer = dol zijn op
  • écouter = luisteren naar
  • détester = een hekel hebben aan