Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • l’âge = de leeftijd
  • le pays = het land
  • la particularité = het bijzondere kenmerk
  • la formation = de opleiding
  • sortir = uitgaan
  • un élève = een leerling
  • une élève = een leerlinge
  • à demain = tot morgen
  • moi = ik
  • Comment ça va? = Hoe gaat het?
  • Et toi? = En jij?
  • un copain = een vriend
  • j’habite = ik woon
  • Tu as quel âge? = Hoe oud ben je?
  • J’ai treize ans. = Ik ben dertien.
  • Tiens! = Hé!
  • bien = goed
  • Regarde! = Kijk!
  • Qui est-ce? = Wie is dat?
  • un nouveau = een nieuwe / een nieuweling
  • la bande = de vriendengroep / de vriendenclub
  • bienvenue = welkom
  • vite = snel / vlug / gauw
  • le cours commence = de les begint
  • on commence = we beginnen
  • un professeur = een leraar
  • maintenant = nu
  • montrez-moi = laat mij zien / laat me zien
  • je compte = ik tel
  • lundi = maandag
  • la rentrée = het begin van het schooljaar / de eerste schooldag
  • devant la porte = voor de deur
  • le copain / l’ami = de vriend
  • la voisine = de buurvrouw / het buurmeisje
  • il porte = hij draagt
  • je lis = ik lees
  • Présent! / Présente! = Aanwezig!
  • Épelle ton nom! = Spel je naam!
  • un collège = een middelbare school
  • français = Frans
  • habiter = wonen
  • la carte = de kaart
  • anglais / anglaise = Engels / Engelse
  • américain / américaine = Amerikaans / Amerikaanse
  • allemand / allemande = Duits / Duitse