Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • la petite-fille = de kleindochter
  • le petit-fils = de kleinzoon
  • la soeur = de zus
  • le frère = de broer
  • le cousin = de neef
  • la cousine = de nicht
  • le beau-père = de stiefvader
  • appeler = opbellen
  • après = na
  • avoir raison = gelijk hebben
  • le divorce = de echtscheiding
  • rester = blijven
  • compter sur = rekenen op
  • j’ai vu = ik heb gezien
  • rare = zeldzaam
  • être en train de = bezig zijn te
  • heureux = gelukkig
  • avoir besoin de = nodig hebben
  • volontiers = graag
  • un rôle principal = een hoofdrol
  • en effet = inderdaad
  • résister à = weerstand bieden aan
  • la reine = de koningin
  • faire des études = studeren
  • en urgence = met spoed
  • engager = in dienst nemen
  • drôle = grappig
  • choisir = kiezen
  • un billet = een toegangskaartje
  • en ligne = online
  • un aller simple = een enkele reis
  • un aller retour = een retourtje
  • un problème = een probleem
  • ne ... plus = niet meer
  • exactement = precies
  • tomber amoureux = verliefd worden
  • exagérer = overdrijven
  • Pas mal! = Niet slecht!