- Frans Nederlands
- une année = een jaar
- une boule = een bol
- une boule de Noël = een kerstbal
- une buche de Noël = een kerststronk
- un chèque-cadeau = een geschenkbon
- une fête = een feest
- une fête de fin d'année = een eindejaarsfeest
- une guirlande = een slinger
- le jour de l'An = nieuwjaarsdag
- Noël = Kerstmis
- un repas = een maaltijd
- le réveillon de Noël = Kerstavond
- le réveillon du jour de l'An = oudejaarsavond
- la Saint-Nicolas = het Sinterklaasfeest
- un sapin de Noël = een kerstboom
- une surprise = een verrassing
- décorer = versieren
- mettre = zetten, plaatsen
- je mets = ik zet, ik plaats
- il met = hij zet, hij plaatst
- il mettent = zij zetten, zij plaatsen
- ouvrir = openen
- agréable = aangenaam, gezellig
- avant = voor (tijd)
- en cela = daarin
- quelques = enkele, enige
- Joyeux Noël! = Vrolijk Kerstfeest!
- Bonne année! = Gelukkig nieuwjaar!
- cent = honderd
- mille = duizend
- un million = een miljoen