- Frans Nederlands
- une caisse = een kassa
- un choix = een keuze
- une mode = een mode
- un pantalon = een broek
- le prix = de prijs
- un pull = een trui
- les soldes = de uitverkoop
- un vêtement = een kledingstuk
- essayer = proberen, passen
- fermer = sluiten
- court, courte = kort
- fermé, fermée = gesloten
- gris, grise = grijs
- long, longue = lang
- ouvert, ouverte = open
- parfait, parfaite = perfect
- blanc, blanche = wit
- jaune = geel
- vert, verte = groen
- allons-y = vooruit dan maar
- pas du tout = helemaal niet
- un manteau = een mantel
- un chapeau = een hoed
- une jupe = een rok
- une robe = een kleedje
- des chaussettes = sokken
- des chaussures = schoenen