Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Nederlands Nederlands
  • afgelopen = 1 vorig; 2 voorbij
  • in het algemeen / doorgaans = meestal, gewoonlijk
  • benaderbaar = toegankelijk, makkelijk aan te spreken
  • de deskundige = iemand die veel over een onderwerp weet
  • gebaat zijn bij = voordeel hebben van
  • gerust = zonder bezwaar
  • het gezag = 1 invloed die iemand heeft vanwege zijn prestaties; 2 persoon of instelling die de officiële macht heeft
  • gigantisch = heel groot, reusachtig
  • minstens = ten minste, niet minder dan, minimaal
  • neigen = bijna doen
  • overigens = trouwens
  • ruimhartig = gul, royaal
  • erop staan dat = eisen of willen dat iets gebeurt
  • het tegendeel = iets wat precies andersom is, tegenover gestelde
  • de toestemming = 1 goedkeuring, aangeven dat iets mag; 2 vergunning
  • uitdrukkelijk = nadrukkelijk, duidelijk en met veel nadruk
  • in vergelijking met = als je iets/iemand vergelijkt met
  • adviseren = aanraden, advies geven, raad geven
  • bezwijken onder = niet sterk genoeg zijn en daardoor kapotgaan
  • her en der = op verschillende plaatsen
  • ergens een kijkje nemen = ergens even gaan kijken
  • je oog valt op iets = opeens valt je iets op
  • oprukken = 1 zich bewegen in een bepaalde richting; 2 meer worden, toenemen
  • star = streng, precies volgens de regels
  • tot voor kort = tot kortgeleden
  • het zootje = bende, rommel, troep, rotzooi