NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Nederlands
Goedgebekt
Deel 1
Taak 11
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren.
Print de lijst als
flashcards
.
Lijst exporteren als tekstbestand.
Nederlands
Nederlands
Iemand iets onder de neus wrijven.
=
iemand onvriendelijk op zijn fouten wijzen
Zijn neus stoten.
=
er lukt iets niet / afgewezen worden
Het hoofd in de schoot leggen.
=
zich ergens bij neerleggen
Zijn gal spuwen.
=
heel boos zijn
Het op iemand gemunt hebben.
=
iemand als slachtoffer gekozen hebben
Ergens een slag naar slaan.
=
een ruwe schatting maken
Op zijn poot spelen.
=
heel erg tekeergaan
De bloemetjes buiten zetten.
=
flink feestvieren / uitgaan
Voet bij stuk houden.
=
aan een standpunt vasthouden
Van toeten noch blazen weten.
=
er iets van af weten
Iets goedkeuren.
=
sanctioneren
De betrekkelijkheid van iets inzien.
=
relativeren
Overdrijven om iets belachelijk te maken.
=
chargeren
Onderdrukt lachen.
=
gniffelen
Iets met zekerheid toe zeggen.
=
garanderen
Iemand iets influisteren / voorzeggen.
=
souffleren
Iets in goede conditie / staat houden.
=
conserveren
Toezicht houden.
=
surveilleren
Letterlijk weergeven wat iemand zegt.
=
citeren
Iemand ergens opmerkzaam op maken.
=
attenderen
De positie van de minister IS IN HET GEDING.
=
staat ter discussie; moet besproken worden
De voorzitter STAAT ER GEKLEURD OP.
=
valt in negatieve zin op
Het zakken voor dat examen was EEN HARD GELAG.
=
moeilijk te verdragen / te verteren
Even wachten tot DE KRUITDAMPEN ZIJN OPGETROKKEN.
=
de drukte / de ophef voorbij is
Dat hangt als een ZWAARD VAN DAMOCLES boven zijn hoofd.
=
een gevaar dat voortdurend dreigt
Na lang aandringen GING HIJ OVERSTAG.
=
gaf hij toe
Het is hem naar zijn hoofdgestegen.
=
Hij heeft verbeelding gekregen.
Gestolen goed gedijt niet.
=
Van spullen die je gestolen hebt, geniet je niet echt
Het WAS voor haar NIET TE HARDEN op die afdeling.
=
was niet uit te houden
Het gaat goedschiks of kwaadschiks.
=
Iemand werkt mee of hij / zij doet het gedwongen, maar het gebeurt