Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Nederlands Nederlands
  • Gedane zaken nemen geen keer. = iets wat gebeurd is, kun je niet meer veranderen
  • Zijn tanden op iets stukbijten. = ondanks een grote inzet iets niet voor elkaar krijgen
  • Iets aan de grote klok hangen. = iets algemeen bekendmaken
  • Zich het vuur uit de sloffen lopen. = zich heel goed inzetten
  • Een oogje in het zeil houden. = iets in de gaten houden
  • Het was een wassen neus. = het stelde niets voor
  • Het is op een oor na gevild. = het is bijna klaar
  • Iemand aan de schandpaal nagelen. = iemand in het openbaar vernederen door op zijn fouten te wijzen
  • Stank voor dank krijgen. = geen waardering krijgen, terwijl je daar wel op rekent
  • Het ruime sop kiezen. = de zee opgaan
  • Lief en leed delen. = heel veel samen meemaken, zowel geluk als verdriet
  • Iets hals over kop doen. = iets ineens / gehaast doen
  • Ergens munt uit slaan. = voordeel uit iets halen
  • Naar de bekende weg vragen. = iets vragen wat je al weet
  • Iemand iets op de mouw spelden. = iemand iets wijs maken
  • Het onderspit delven. = verliezen
  • Iets over het hoofd zien. = iets niet in de gaten hebben
  • Iemand op rantsoen stellen. = een vastgestelde hoeveelheid van iets (bv. eten) geven
  • Ruggespraak met iemand houden. = met iemand overleggen voor je beslist
  • Verandering van spijs doet eten. = door veranderingen blijf je iets met plezier doen
  • integratie = het gaan behoren bij een geheel
  • concept = een voorlopig ontwerp
  • vivisectie = het nemen van proeven op levende dieren
  • specificatie = een toelichting met alle onderdelen apart vermeld
  • executie = de uitvoering van een doodvonnis
  • randgemeente = een gemeente aan de rand van een grote stad
  • dilemma = een moeilijke keus uit twee dingen / zaken
  • relikwie = een overblijfsel van een heilige
  • synoniem = een ander woord met dezelfde betekenis
  • monopolie = het alleenrecht om te handelen
  • Het is op een ... na gevild. = oor
  • Gedane zaken nemen geen ... = keer
  • Zijn ... op iets stukbijten. = tanden
  • Iets aan de grote ... hangen. = klok
  • Zich het vuur uit de ... lopen. = sloffen
  • Een ... in het zeil houden. = oogje
  • Het was een wassen ... = neus
  • Iemand aan de ... nagelen, = schandpaal
  • Stank voor ... krijgen. = dank
  • Het ruime ... kiezen. = sop
  • Lief en leed ... = delen
  • Iets hals over kop ... = doen
  • Ergens munt uit ... = slaan
  • Naar de bekende weg ... = vragen
  • Iemand iets op de mouw ... = spelden
  • Het onderspit ... = delven
  • Iets over het hoofd ... = zien
  • Iemand op rantsoen ... = stellen
  • Ruggespraak met iemand ... = houden
  • Verandering van spijs doet ... = eten