Eisma Station

Woordenlijsten Station

Hier vind je de woordenlijsten van Station van Eisma. Leer de woordjes makkelijk met Wozzol.

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Nederlands Nederlands
  • aantekeningen maken = belangrijke zaken opschrijven
  • Bij de cursus ‘beleggen' maakte Fatma veel aantekeningen.

  • automatisch = vanzelf
  • Als je het vaker doet, gaat het uiteindelijk automatisch.

  • de bedoeling = wat iemand wil bereiken
  • Het is de bedoeling dat het werkstuk volgende week af is.

  • beoefenen = regelmatig iets doen
  • Hij beoefent zijn sport op hoog niveau.

  • het bombardement = aanval met bommen
  • Heb jij die film over het bombardement van Rotterdam gezien?

  • bondig = kort en duidelijk
  • Jij schrijft altijd van die goede, bondige verslagen.

  • compleet = helemaal, heel
  • Mijn jaargang Donald Duck is compleet.

  • concentreren = aandacht richten
  • Hij concentreerde zich en was toen zo klaar met de opdrachten.

  • de conrector = onderdirecteur van een school
  • Toen ze weer te laat was, moest ze bij de conrector komen.

  • het contact = iemand zien of spreken
  • We hebben nauwelijks nog contact met elkaar.

  • correct = goed
  • Zij had vijf correcte antwoorden.

  • doordrammen = aandringen, zeuren
  • Ze bleven maar doordrammen over die toets die verzet was.

  • eeuwig = altijd, heel veel
  • Hou op met dat eeuwige geklets!

  • eigenlijk = in werkelijkheid
  • Ik moet leren, dus eigenlijk kan ik niet oppassen.

  • het enzym = eiwit in je lichaam
  • De enzymen in speeksel zorgen dat wondjes sneller genezen.

  • expres = met opzet
  • Ik ben expres vroeg naar huis gegaan, zodat ik de voetbalwedstrijd kon zien.

  • het ezelsbruggetje = hulpmiddel om iets te onthouden
  • Een ezelsbruggetje om een gitaar goed te stemmen is: Eet Alle Dagen Grote Borden Erwtensoep.

  • favoriet = populair, geliefd
  • Skyfall is mijn favoriete liedje.

  • het fragment = een stukje
  • Ik heb maar een fragment gezien van The Voice.

  • de gelegenheid = goed moment
  • Deze jurk is voor een bijzondere gelegenheid.

  • geschikt om / voor = goed bruikbaar om / voor
  • Dit abonnement is heel geschikt voor mensen die weinig bellen, maar veel internetten.

  • globaal = over het geheel genomen, niet gedetailleerd
  • Deze tekst moet je globaal lezen.

  • huiselijk = gezellig
  • We vieren dit jaar kerst in huiselijke kring.

  • impulsief = spontaan, zonder na te denken
  • Hij komt nogal eens in de problemen, omdat hij zo impulsief is.

  • ingewikkeld = moeilijk
  • Dit is een ingewikkelde som.

  • instellen = iets klaarmaken zodat het gebruikt kan worden
  • Je kunt allerlei verschillende beltonen instellen voor de mensen die je kent.

  • koppelen = een verbinding leggen
  • Je moet de theorie aan de praktijk koppelen.

  • matsen = voortrekken, bevoordelen
  • De trainer matst Ineke.

  • meeleven = aanvoelen
  • Hij reageerde heel meelevend toen John zei dat zijn konijn was gestorven.

  • de moeite = wat veel energie kost
  • Het kostte me heel veel moeite om de opdracht op tijd af te krijgen.

  • noteren = opschrijven
  • Noteer je dat ook in je agenda?

  • objectief = neutraal, zonder mening
  • Het is best moeilijk om objectief naar kritiek te luisteren.

  • ochtend = eerste deel van de dag
  • Uit onderzoek blijkt dat de meeste pubers geen ochtendmensen zijn.

  • omcirkelen = een rondje ergens omheen zetten
  • Je moet het juiste antwoord omcirkelen.

  • ontbreken = missen
  • Er ontbreken drie onderdelen.

  • onthouden = niet geven
  • Dit is zo grappig, dat wil ik je niet onthouden.

  • onthouden = zorgen dat je je iets kunt herinneren
  • Deze lesstof moet je goed onthouden.

  • het ontwerp = concreet plan
  • Mijn moeder heeft een tuinontwerp gemaakt.

  • opvallend = iets wat de aandacht trekt
  • Brigitte is erg opvallend nu ze haar haren rood en groen geverfd heeft.

  • pleegouder = iemand die voor je zorgt, maar niet je echte vader of moeder is
  • Carla woont al vier jaar bij haar pleegouders.

  • een poos = een korte tijd
  • Het duurt een poosje voor ik echt wakker ben.

  • precies = nauwkeurig, stipt
  • Deze plank is precies twee meter.

  • reageren = antwoorden
  • Zij reageert nooit als ik bel.

  • de reactie = antwoord op iets
  • Ik had een andere reactie op mijn verhaal verwacht.

  • realistisch = iets wat lijkt op de werkelijkheid
  • Deze opdracht is heel realistisch.

  • ronselen = overhalen om bij iemand te gaan werken
  • Matrozen werden vroeger vooral geronseld in weeshuizen en bij de armen.

  • het schema = overzichtelijke tekening met informatie
  • Alle gegevens staan in dit schema.

  • de schubben = huidplaatjes van een vis of reptiel
  • Een vis ademt door zijn schubben.

  • simpel = gemakkelijk
  • Dit proefwerk was simpel.

  • de situatie = toestand, omstandigheden
  • Dat is een vervelende situatie.

  • speciaal = bijzonder, extra
  • Voor haar gelden speciale regels.

  • de spijsvertering = proces waarbij je eten wordt omgezet in nuttige stoffen voor je lichaam
  • Als je snel eet, kun je last krijgen van je spijsvertering.

  • de sterren van de hemel = heel goed
  • Zij danst de sterren van de hemel.

  • stotteren = bepaald spraakgebrek waarbij iemand letters herhaalt
  • Sommige mensen kunnen geweldig goed zingen, maar stotteren als ze praten.

  • de tegenstander = iemand die zich verzet of tegen iemand vecht
  • Zij is een geweldige tegenstandster bij boksen.

  • het tempo = snelheid
  • Zij werkt in een razend tempo.

  • terwijl = gelijk met iets anders
  • Ik keek naar Everybody Dance Now, terwijl ik oppaste op de buurkinderen.

  • de theorie = beschrijving van een aantal regels over een onderwerp
  • Meneer De Wolf legt de theorie goed uit.

  • toegeven = achteraf zeggen dat iets niet goed was
  • Ik geef toe dat ik alle opgaven fout had.

  • toegeven = toch toestemmen
  • Ik hoop dat mijn moeder toegeeft.

  • vertrouwen = geloven dat iemand eerlijk is
  • Ik vertrouw erop dat het nu geregeld is.

  • de voedingsstof = een stof uit voeding die het lichaam kan gebruiken
  • Vers fruit barst van de voedingsstoffen.

  • waterfietsen = fietsen op een drijvende fiets
  • Zullen we gaan waterfietsen in Den Bosch?