Eisma Station

Woordenlijsten Station

Hier vind je de woordenlijsten van Station van Eisma. Leer de woordjes makkelijk met Wozzol.

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Nederlands Nederlands
  • aantasten = aanvreten
  • De ziekte had haar nieren aangetast.

  • de aardbodem = wereld
  • De verdwaalde jongen leek van de aardbodem verdwenen.

  • achterhalen = te weten komen
  • Kun jij nog achterhalen waar die doos gebleven is?

  • afbouwen = geleidelijk verminderen
  • De winkelier ging zijn zaken langzaam afbouwen.

  • afschrikwekkend = word je bang van
  • Dat spoorwegongeval was afschrikwekkend.

  • afzonderen = apart van anderen gaan zitten
  • Hij wilde niet praten, daarom zonderde hij zich af.

  • de balans = evenwicht
  • Je moet de balans kunnen vinden tussen werk en ontspanning.

  • bedenkelijk = twijfelachtig
  • Deze advocaat heeft een zeer bedenkelijke reputatie.

  • beletten = verhinderen van iets
  • Ik wilde hem beletten mijn fiets te pakken.

  • bizar = idioot
  • Wat een bizar verhaal vertel je nu!

  • de blikken stem = metaalachtig klinkende stem
  • Uit de radio klonk een blikken stem.

  • boven het hoofd hangen = kan verwachten
  • Welke ellende zal hem nog meer boven het hoofd hangen?

  • de brits = eenvoudig bed
  • Paul lag in zijn slaapzak op zijn brits.

  • comfortabel = gerieflijk
  • Hij verbleef op een comfortabele hotelkamer.

  • dauwde = het zich vormen van dauw
  • Op die herfstochtend dauwde het heel erg.

  • de poppen aan het dansen = krijg je problemen
  • Als je dat telefoontje pleegt, krijg je de poppen aan het dansen.

  • eentonig = saai
  • Onkruid wieden is erg eentonig werk.

  • ervaren = ondervinden
  • Heb jij die vakantie ook zo ervaren?

  • extreem = heel erg
  • Het is extreem droog geweest deze zomer.

  • gearresteerd = opgepakt door politie
  • De inbreker werd direct gearresteerd.

  • gedeporteerd = weggevoerd
  • De gevangenen werden gedeporteerd naar Polen.

  • geleuter = geklets
  • In veel programma's hoor je alleen geleuter.

  • gespannen = zenuwachtig
  • Hij was gespannen voor het proefwerk.

  • gestoord = gek
  • Met haar gekke plannetjes leek ze wel gestoord.

  • gestrand = vast blijven zitten, mislukken
  • De expeditie door het oerwoud is gestrand.

  • gigantisch = enorm
  • Door zijn vele uitgaven had hij echt een gigantisch geldprobleem.

  • groots gebaar = indrukwekkend, mooi
  • Met een groots gebaar gunde hij hun het land.

  • het ontloopt elkaar niet veel = het scheelt niet veel
  • Jullie rapportcijfers ontlopen elkaar niet veel.

  • de hype = modegril
  • Die nieuwe telefoon werd echt een hype.

  • iets rechtzetten = iets herstellen
  • Ik moest even die verspreking rechtzetten.

  • in kwestie = die je bedoelt
  • Het boek in kwestie is uitgeleend.

  • de kazerne = legerbasis
  • In de kazerne sliepen de soldaten in de slaapzaal.

  • kletskoek = flauwekul
  • Wat hij beweert is echt kletskoek.

  • de klip = steile rots
  • Vanaf de klip had je een geweldig uitzicht over zee.

  • krampachtig = onnatuurlijk, geforceerd
  • Met een krampachtig gebaar smeet hij de pen neer.

  • de kwelgeest = pestkop
  • Pieter was een echte kwelgeest voor de meisjes.

  • massieve = niet hol
  • Het massieve houtblok deed dienst als tuintafeltje.

  • het mededogen = medelijden
  • Er was veel mededogen met de vluchtelingen.

  • het onderkomen = onderdak, huisvesting
  • Haar onderkomen was zeer eenvoudig.

  • ontvrienden = vriendschap stoppen
  • Hij ontvriende hem om het contact te stoppen.

  • op volle toeren = heel snel
  • De achtbaan ging op volle toeren naar beneden.

  • op zijn wenken bedienen = alles doen wat iemand wil
  • De slaaf moest zijn meester op zijn wenken bedienen.

  • de opkamer = deftige kamer
  • De gasten werden ontvangen in de opkamer.

  • optutten = opmaken, mooi maken
  • Marieke ging zich optutten voor het klassenfeest.

  • overdrijven = er meer van maken dan het is
  • Je moet die verkoudheid niet zo overdrijven.

  • het proces = rechtszaak
  • In het proces werd hij vrijgesproken.

  • de puk = kleintje
  • He puk, ga je mee naar de speeltuin?

  • respect afdwingen = ontzag of eerbied opwekken
  • Hij dwong respect af met zijn emotionele toespraak.

  • rooien = kappen, weghalen
  • Ze moesten heel wat bomen rooien voor ze iets konden verbouwen.

  • het slib = slijk
  • Bij het eiland moest je eerst door het slib om aan land te komen.

  • de sociale contacten = contacten met anderen
  • Die jongen had veel sociale contacten via Facebook.

  • spontaan = voortkomend uit een opwelling
  • Hij kwam spontaan even langs.

  • tevergeefs = zonder resultaat
  • Ik heb tevergeefs op zijn telefoontje gewacht.

  • toehappen = aanvaarden
  • Toen ik het voorstel deed, heeft hij direct toegehapt.

  • tweederangs = niet zulke goede
  • Deze speler zat in veel slechte films; hij was een tweederangs acteur.

  • uit alle windstreken = overal vandaan
  • De soldaten kwamen uit alle windstreken naar het slagveld.

  • vermanen = streng toespreken
  • Ik moet je wel vermanen stil te blijven zitten.

  • vervormd = afwijkend
  • Haar stem klonk vervormd door de telefoon.

  • voldoen aan = aan regels tegemoetkomen
  • Als je in dit huis wilt wonen, moet je aan bepaalde voorwaarden voldoen.

  • het wapengekletter = gekletter van wapens tegen elkaar
  • Met veel wapengekletter reden de ridders naar de stadspoort.

  • wezenloos = doods
  • Het meisje keek wezenloos naar de kapotgevallen vaas.

  • het windsel = verband
  • Zijn handen werden verbonden met windsels.