Eisma Station

Woordenlijsten Station

Hier vind je de woordenlijsten van Station van Eisma. Leer de woordjes makkelijk met Wozzol.

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Nederlands Nederlands
  • aannemelijk = geloofwaardig
  • Het is aannemelijk dat het bericht in de krant waar is.

  • aanstalten maken = een begin maken
  • Hij maakte aanstalten om naar huis te gaan.

  • achterlijk = stom, stompzinnig
  • Dat is echt wel een achterlijk plan dat je hebt!

  • aflossen = van plaats wisselen
  • De chauffeurs van de stadsbus losten elkaar af.

  • afschermen = beveiligen
  • Ik heb mijn facebookpagina afgeschermd.

  • afzijdig = niet meedoen
  • Marja hield zich afzijdig tijdens de bespreking.

  • belaagden = bedreigden
  • De betogers belaagden de politieagenten.

  • beledigen = iemand krenken
  • Je kunt het toch normaal zeggen; je hoeft haar niet te beledigen.

  • bevreemd = verwonderd
  • Het heeft Pim bevreemd dat iedereen zo afstandelijk was.

  • bewust = expres
  • Hij had bewust de namen op het papier omgedraaid.

  • de bitch = het kreng, het rotmens
  • Ze heeft allemaal rare dingen over mij gezegd, die bitch!

  • bliksemsnel = zo snel als de bliksem, heel snel
  • Toen hij het geluid hoorde, draaide hij zich bliksemsnel om.

  • bovendrijven = komt boven
  • Toen hij de berichten hoorde, kwamen er angstige gevoelens bovendrijven.

  • buitengewoon = heel bijzonder
  • Dat is een buitengewoon goede kans die jij krijgt.

  • de boerka = een Afghaans islamitisch kledingstuk
  • Haar moeder droeg een lichtblauwe boerka.

  • de camouflage = onzichtbaar gemaakt
  • De bunkers waren in camouflagekleuren geschilderd.

  • de catastrofe = de ramp
  • Zijn plannen zijn op een catastrofe uitgelopen.

  • de coördinaten = positie uitgedrukt in lengte- en breedtegraad
  • Jan kreeg de coördinaten van de plaats waar hij moest zijn.

  • de crossvakantie = de fietsvakantie
  • Het was een echte crossvakantie over een hobbelig terrein.

  • cryptisch = vaag omschreven
  • Er werd een cryptische omschrijving gegeven van de plaats waar hij moest zijn.

  • het doelwit = het doel
  • Met gemak heeft hij het doelwit geraakt.

  • de drijfjacht = klopjacht
  • De jagers hielden een drijfjacht met honden.

  • duizelingwekkend = waar je duizelig van wordt
  • Tarik keek vanaf een duizelingwekkende hoogte naar de zee.

  • flitsend = wervelend
  • Hij danste flitsend over het podium.

  • geblokt = gestopt
  • Ik heb bepaalde mensen geblokt, zodat ze mijn facebookpagina niet kunnen zien.

  • gejaagd = zenuwachtig
  • Tijdens de vergadering maakte Thijs een gejaagde indruk.

  • gesuggereerd = geopperd
  • Er werd gesuggereerd dat de voorzitter gelogen had.

  • de hanenpoten = slordige letters
  • Hij schreef zijn naam met grote hanenpoten op het bord.

  • het helium = gas waar je stem door verandert
  • Door het helium dat hij had ingeademd klonk zijn stem heel hoog.

  • herkauwen = tot vervelens toe herhalen
  • Ik bleef die rare gebeurtenis maar herkauwen.

  • het icoontje = het tekentje op de computer
  • Er knipperde een icoontje ten teken dat er een berichtje was.

  • in alle staten zijn = over zijn toeren zijn
  • Door het ongelukje met zijn fiets was Niels in alle staten.

  • de kazematten = soort bunkers
  • De soldaten rustten uit in hun kazematten.

  • de keel uithangen = er genoeg van hebben
  • Al die praatjes hangen me echt de keel uit.

  • de loopgraaf = de geul in de grond ter bescherming
  • De soldaten bleven voor hun veiligheid in de loopgraven.

  • menens = serieus
  • Nu het spel begonnen was, werd het echt menens.

  • mountainbiken = fietsen over ruig terrein
  • Peter ging in de vakantie mountainbiken op de Veluwe.

  • mysterieus = geheimzinnig
  • Het mysterieuze gebouw was donker en verlaten.

  • de nachtmerrie = de enge droom
  • Maaike had een nachtmerrie over een brute overval.

  • het niemandsland = de grond tussen de partijen
  • In het niemandsland zag je alleen de slachtoffers liggen.

  • op gang komen = starten
  • Mo kan ‘s morgens moeilijk op gang komen; hij is echt een avondmens.

  • opgefokt = erg opgewonden
  • Annet was erg opgefokt door de ruzie met haar vriendin.

  • oplaaien = plotseling heviger gaan branden
  • Het vuur laaide op door de harde wind.

  • de pier = de uitloper in zee
  • Aan het eind van de pier kun je vissen.

  • de posts = berichtjes op facebook
  • Verschillende posts waren erg onvriendelijk.

  • realiseren = waarmaken
  • Anke deed haar uiterste best om haar plannen te realiseren.

  • de schijn ophouden = doen alsof alles goed is
  • Om niet te laten zien dat ze bang was, moest ze de schijn ophouden.

  • schijnheilig = hypocriet
  • Het is erg schijnheilig als je doet alsof je van niks weet.

  • slomer = trager
  • Ik was vanmorgen wat slomer dan normaal, want ik had slecht geslapen.

  • sluiten hun rangen = nemen hetzelfde standpunt in
  • De wijkbewoners sluiten de rangen over de plaats van het nieuwe stadion.

  • de stellingen = de linies
  • De partijen hadden zich in hun stellingen teruggetrokken.

  • de stomme film = film zonder praten
  • Deze actrice heeft veel rollen gespeeld in stomme films.

  • de tronies = de gezichten
  • Met schijnheilige tronies stonden ze bij de deur.

  • uit het veld geslagen = van streek zijn
  • Door de rare opmerkingen was Max uit het veld geslagen.

  • uitgestreken = strak, zonder uitdrukking
  • Met een uitgestreken gezicht luisterde hij naar de boodschap.

  • venijnig = scherp, gemeen
  • Jaap maakte een zeer venijnige opmerking.

  • vergaarde = bij elkaar zoeken
  • De verzamelaar vergaard zijn kennis via internet.

  • de voogden = vervangende ouders
  • Omdat haar ouders niet meer leefden, had ze een voogd.

  • voor paal staan = voor gek staan
  • Ze vond zichzelf voor paal staan in die ouderwetse jurk.

  • vrome = godvruchtig
  • Het zijn vrome mensen; ze gaan ‘s zondags twee keer naar de kerk.

  • zwiepen = zwaaien
  • Lara stond te zwiepen met haar paraplu.