Eisma Station

Woordenlijsten Station

Hier vind je de woordenlijsten van Station van Eisma. Leer de woordjes makkelijk met Wozzol.

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Nederlands Nederlands
  • aan de vraag voldoen = tevreden stellen
  • Het bedrijf kon aan de vraag voldoen en leverde het materiaal op tijd.

  • aangenaam = prettig
  • Als het mooi weer is, is het heel aangenaam om in de hangmat te liggen.

  • de activiteit = de bezigheid
  • Honkbal is een activiteit die je bij gymnastiek kunt doen.

  • actueel = pas gebeurd
  • Het actuele sportevenement deze weken is de Tour de France.

  • afschaffen = doen ophouden
  • Van mij mag onze school alle toetsen afschaffen.

  • afstandelijk = op een afstand
  • De laatste tijd zegt mijn buurjongen bijna niks meer tegen mij, hij is heel afstandelijk.

  • het argument = beweegreden
  • Een mening moet ondersteund worden door een goed argument.

  • begeven -ineenstorten = Na drie grote golven heeft ons zandkasteel het begeven.
  • belanden = terechtkomen
  • Na de lange reis belanden wij in een mooi hotel.

  • bepakt en bezakt = met veel spullen bij je
  • De vriendinnen gingen bepakt en bezakt een vakantie houden op Ibiza.

  • bepalen = beslissen
  • De directeur bepaalt wanneer hij de vergadering houdt.

  • (zich) bevinden = ergens / op een bepaalde plaats zijn
  • De hut bevond zich in een donker bos.

  • de campagne = plan van handelen
  • Om een nieuw product bekend te maken, bedenken reclamebureaus mooie campagnes.

  • de candybar = zoete reep met chocolade
  • Als je lekkere trek hebt, pak je soms een candybar, zoals een Mars of een Snickers.

  • het casino witbrood = witbrood in de vorm van een vierkant
  • Van casino witbrood kun je lekkere sandwiches maken.

  • chagrijnig = slecht gehumeurd
  • Van de troep op haar kamer werd Esther helemaal chagrijnig.

  • de consumptie = verbruik van levensmiddelen
  • Tijdens de zomer is de consumptie van ijs veel hoger dan in de winter.

  • controleren = nakijken, kijken of het zo is
  • De beveiligers controleren of er geen mensen op het terrein zijn.

  • denderen = zich met heel veel lawaai voortbewegen
  • De jongetjes denderden door het huis tijdens het spelen.

  • drastisch = krachtig
  • Spieken tijdens een toets levert een drastische maatregel op: een 1.0.

  • drempel = belemmering
  • Voor veel mensen is Engels spreken een drempel.

  • efficiënt = doelmatig
  • Het is efficiënt om de was te vouwen tijdens televisiekijken.

  • eisen = aanspraak maken
  • De boze leerling eiste een herkansing, omdat hij ziek was tijdens de toets.

  • de energie = vermogen om arbeid te verrichten
  • Van sporten krijgen veel mensen energie.

  • fan = enthousiaste liefhebber of bewonderaar
  • De fan verzamelde alles van Nick en Simon.

  • fascinatie = de betovering, de grote interesse
  • Wesley had een grote fascinatie voor tijgers. Hij ging iedere dag in de dierentuin naar ze kijken.

  • de frisbee = plastic werpschijf
  • Tijdens onze vakantie spelen we graag een potje frisbee in de golven.

  • de gadget = hebbeding
  • Een lampje om aan mijn iPad te bevestigen is een gadget dat ik graag wil hebben.

  • geschikt = bruikbaar
  • Die tekening is heel geschikt om in je werkstuk op te nemen.

  • goedlachs = graag en snel lachend
  • Melissa is een goedlachs meisje. Ze is altijd vriendelijk en houdt van een grapje.

  • de horeca = hotel, café, restaurant
  • In de horeca zijn leuke bijbaantjes te vinden in de bediening.

  • hyperactief = te actief / overdreven actief
  • Van energiedrankjes kun je hyperactief worden.

  • ideaal = volmaakt
  • Een lange warme dag aan zee doorbrengen is mijn ideale vakantiedag.

  • de illustratie = versiering met afbeelding
  • Van een mooie illustratie wordt een tekst vaak leuker.

  • het immuunsysteem = afweersysteem van het lichaam
  • Voor een goede gezondheid is het immuunsysteem heel belangrijk.

  • informatie = de gegevens, de dingen, de feiten die je weten moet
  • Om een werkstuk te maken, heb je goede informatie nodig.

  • het ingrediënt = het bestanddeel
  • Een onmisbaar ingrediënt voor kaasfondue is kaas.

  • inspringen = een eindje van de kant beginnen
  • Een alinea kun je aangeven door de zin in te springen.

  • inspringen = helpen
  • Kun je tijdens de uitverkoop inspringen? We verwachten veel klanten.

  • intelligent = vlug van begrip
  • Iemand die intelligent is, begrijpt nieuwe dingen vaak snel.

  • inzetten = plaatsen in / beginnen / gebruiken als
  • Tegenwoordig zet men robotvliegtuigjes in om verkenningsvluchten te maken.

  • kamperen = in een tent overnachten
  • Iedere zomer kamperen we een weekje op de camping van mijn tante.

  • het karakter = iemands eigenschappen / aard
  • Aan het gedrag van iemand kun je het karakter herkennen.

  • het kenmerk = herkenningsteken
  • Een kenmerk van verliefdheid is blozen.

  • keten = ketting / rij van gelijksoortige zaken
  • De C&A is een keten met winkels door heel Nederland.

  • de klacht = uiting van ontevredenheid
  • Ik heb een klacht ingediend, want ik ben niet tevreden over KPN.

  • het kleedgeld = geld, gegeven om er kleding voor te kopen
  • Ruben krijgt iedere maand 50 euro kleedgeld.

  • kokkerellen = met plezier lekkere gerechten klaarmaken
  • Mijn zus staat iedere zaterdag in de keuken te kokkerellen en wij smullen van haar gerechten.

  • de kop = de titel boven een tekst, een krantenbericht
  • Boven ieder nieuwsbericht hoort een passende kop te staan.

  • de lasagne = Italiaans gerecht met pastavellen en saus
  • Lasagne is een pastagerecht dat in de oven moet garen.

  • locatie = plaats die voor iets uitgezocht of afgebakend is
  • Ons prachtige nieuwe schoolgebouw komt op deze locatie.

  • logisch = volgens een juiste gedachtegang
  • Als je zo laat thuiskomt, is het logisch dat het eten op is.

  • de mascarpone = een Italiaanse roomkaas
  • Van mascarpone kun je een heerlijk toetje maken.

  • mening = de manier waarop men over een zaak denkt
  • Mijn mening over pesten is dat het helemaal fout is.

  • mineraalwater = mineraalhoudend bronwater
  • Als ik dorst heb, drink ik graag een glas mineraalwater.

  • de miskoop = verkeerde koop
  • Die roze broek was een echte miskoop, want ik heb hem nooit gedragen.

  • nachtelijk = in de nacht
  • In de nachtelijke uren lig je meestal te slapen.

  • het nadeel = ongunstige kant van iets
  • Een nadeel van lang autorijden is dat je soms stijf wordt.

  • nauwkeurig = zorgvuldig, precies
  • Het is belangrijk om nauwkeurig te werken, want anders mislukt de test.

  • negatief = ontkennend, slecht, ongunstig
  • Doe niet zo negatief, dit is best een leuke film.

  • noteren = opschrijven
  • In je aantekeningenschrift kun je de theorie noteren.

  • het onderwerp = datgene waarover een tekst, boek, gesprek gaat
  • Dit spannende boek heeft als onderwerp ontvoering.

  • onregelmatig = niet volgens een vaste regel of een vast patroon
  • Iedere dag beginnen met een ontbijt is beter dan onregelmatig eten.

  • de ontspanning = de afleiding
  • Na inspanning heb je ontspanning nodig.

  • optie = mogelijkheid
  • Een extra optie bij de nieuwe auto was een open dakje.

  • ouderwets = uit de mode, zoals vroeger
  • De kleding die mijn oma droeg als meisje, vind ik nu ouderwets.

  • overzichtelijk = makkelijk te overzien
  • Op deze overzichtelijke plattegrond zie je direct waar de toiletten zijn.

  • het patroon = model, vorm, voorbeeld
  • Als je opdrachten volgens een vast patroon aanpakt, gaat het meestal goed.

  • positief = gunstig
  • Ik vind het heel positief dat jullie zo goed meehelpen.

  • prestatie = dat wat men verricht (gedaan) heeft
  • Eerste worden bij de Nederlandse kampioenschappen judo is een geweldige prestatie!

  • prikkelbaar = snel geïrriteerd
  • Je reageert zo vervelend, doe niet zo prikkelbaar.

  • professioneel = als een vakman
  • Onze klussenman is erg professioneel en hij maakt mooie dingen.

  • het rampgebied = een door een ramp getroffen gebied
  • De hulpverleners gingen snel naar het rampgebied waar de aardbeving was geweest.

  • regulier = volgens de gebruikelijke / gewone gang van zaken
  • De reguliere lessen beginnen iedere dag om 8.15 uur.

  • de rucola = een pittige slasoort
  • Een boterham met kaas wordt nog lekkerder met een beetje rucola.

  • serieus = ernstig, zonder grappen te maken
  • Ik wil dat je serieus over mijn voorstel nadenkt.

  • simpel = eenvoudig, niet moeilijk
  • Een hit is vaak een simpel melodietje dat in je hoofd blijft zitten.

  • de smaak te pakken hebben = iets leuk vinden, er zin in hebben
  • Na zijn succes bij de schaatswedstrijd heeft de jonge sporter de smaak te pakken.

  • speciaal = bijzonder
  • Sommige mensen zijn speciaal, omdat ze een bijzondere eigenschap hebben.

  • spioneren = in het geheim informatie verzamelen voor de vijand
  • Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er mensen die spioneerden voor de Duitsers.

  • de stijl = manier, wijze van handelen
  • Bij de beroemde dj zag je al vroeg zijn eigen stijl van muziekmaken.

  • stimuleren = prikkelen, aanmoedigen
  • De docent stimuleerde de leerlingen om boeken te lezen.

  • de strategie = manier om iets te doen / aanpak
  • De beste strategie om te winnen met Risk is veel aanvallen.

  • de stress = spanning
  • Voor een proefwerk heeft Ezra vaak last van stress.

  • het synoniem = een ander woord met dezelfde betekenis
  • Vies is een synoniem van smerig.

  • terecht = gerechtvaardigd
  • Ik vind het heel terecht dat jij de afwas moet doen, want jij doet dat nooit.

  • toepassen = gebruiken, uitvoeren
  • Theorie die je leert bij Nederlands, kun je ook toepassen bij andere vakken.

  • toezien = toezicht houden
  • De beheerder moet erop toezien dat het terrein netjes blijft.

  • de trend = de mode
  • De laatste trend voor vakantie is all-inclusive.

  • verrassen = aangenaam verbazen
  • De romantische jongen wilde zijn vriendinnetje verrassen met een etentje.

  • verteren = voedsel verwerken / verbruiken of opmaken / vergaan
  • Het duurt een eeuwigheid voordat kauwgom is verteerd.

  • voordeel = winst, nut, profijt
  • Veel winkels geven kortingsbonnen voor extra voordeel.

  • voorgaand = vroeger, eerder
  • In voorgaande tekst kun je lezen wat er in Rome te zien is.

  • voorspellen = een verwachting uitspreken
  • De waarzegster wilde ons de toekomst voorspellen als we 5 euro betaalden.

  • het weefsel = iets wat geweven is / delen van een levend organisme
  • De huid rondom je ogen is kwetsbaar weefsel, dat moet je goed verzorgen.

  • het welbevinden = het zich tevreden voelen
  • In een ziekenhuis is het welbevinden van de patiënt erg belangrijk.

  • zelfstandig = op zichzelf, op eigen kracht
  • Na mijn uitleg moeten jullie de opdrachten zelfstandig kunnen maken.

  • zich van geen kwaad bewust zijn = niet doorhebben dat je iets fout doet
  • Hij heeft een ongeluk veroorzaakt, maar is zich van geen kwaad bewust.

  • de zone = gebied, strook, streek, afdeling
  • In deze zone mag je niet fietsen of autorijden.

  • zwijmelen = dagdromen
  • Ik vind niets leuker, dan zwijmelen bij een romantische film.