Eisma Station

Woordenlijsten Station

Hier vind je de woordenlijsten van Station van Eisma. Leer de woordjes makkelijk met Wozzol.

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Nederlands Nederlands
  • aangeven = zeggen, laten weten
  • Kun je aangeven hoe laat je wilt vertrekken?

  • aanzienlijk = opvallend, veel
  • Zijn voorsprong op nummer twee was aanzienlijk.

  • achtereenvolgens = na elkaar
  • Hij werd achtereenvolgens Nederlands kampioen, Europees kampioen en wereldkampioen.

  • van adel zijn = door je geboorte horen bij een groep die bepaalde rechten heeft
  • Wist je niet dat hij van adel is?

  • alfabetisch = in de volgorde van het alfabet
  • In een woordenboek staan de woorden natuurlijk alfabetisch.

  • behalen = bereiken, ergens komen
  • Met grote voorsprong behaalde hij de finish.

  • de behendigheid = de handigheid
  • Met een ongelofelijke behendigheid daalde de skiër de helling af.

  • behoren tot = deel zijn van
  • Dafne Schippers behoort sinds 2014 tot de wereldtop van sprintsters.

  • bevinden = ergens zijn
  • De juryleden bevinden zich nog op het wedstrijdsecretariaat.

  • de boetiek = de winkel
  • Zullen we naar die nieuwe boetiek tegenover het station gaan?

  • de bootcamp = de zware training
  • Na de bootcamp viel hij uitgeput in slaap.

  • de ceremonie = de bijzondere gebeurtenis
  • Na de ceremonie barstte de gehuldigde sporter in tranen uit.

  • checken = controleren, nagaan
  • Check jij even of we nog pizza in huis hebben?

  • het citaat = de woorden die iemand letterlijk zo zegt
  • De volgende morgen stond het citaat op de voorpagina van de krant.

  • claimen = opeisen, willen hebben
  • De zelfverzekerde sporter claimde al voordat de wedstrijd was begonnen, de overwinning.

  • het contact = de omgang, de ontmoeting
  • Heb je nog contact met die jongen uit Marokko?

  • deleten = laten verdwijnen
  • Het meisje probeerde de vervelende whatsappjes te deleten.

  • digitaliseren = omzetten in een computerbestand
  • Kun je een schoolboek ook digitaliseren?

  • het district = het gebied
  • In dit district kun je bijna niet mountainbiken.

  • faalangstig = bang om iets niet goed te doen
  • Als een sporter faalangstig is, heb je een extra probleem.

  • faken = doen alsof
  • De ongetrainde atleet fakete een blessure.

  • formuleren = onder woorden brengen
  • Kun jij dat niet vriendelijker formuleren?

  • geprint = gedrukt
  • Op zijn shirt stond een foto van Robben geprint.

  • googelen = op het internet zoeken
  • Zelfs mijn oma googelt tegenwoordig vaak op internet.

  • de hamburger = het ronde, platte stuk vlees (rundergehakt)
  • Ik wist echt niet dat je geen hamburgers eet.

  • horizontaal = evenwijdig aan de horizon, plat
  • Je schrijft nu op een horizontale lijn.

  • de import = de invoer van een product
  • Zijn ouders leven van de import van bananen

  • de insiders = de mensen die hem kennen
  • Voor insiders was de gouden medaille voor de turner geen verrassing.

  • internationaal = tussen verschillende landen
  • Heb jij weleens een internationale wedstrijd gespeeld?

  • het interview = het vraaggesprek
  • Tijdens het interview merkte je dat de sporter zich boos maakte.

  • ergens kapot van zijn = iets heel erg vinden
  • De sporter was er kapot van dat hij gewisseld werd.

  • de kuur = de behandeling om beter te worden
  • De chemokuur heeft gelukkig geholpen.

  • de lastminutebeslissing = de beslissing die je op het allerlaatste moment neemt
  • Hij nam de lastminutebeslissing zonder aarzelen.

  • de limiet = een bepaalde prestatie die bereikt moet zijn om mee te mogen doen
  • Als de limiet voor verspringen op 6.30 meter ligt, kunnen weinig Nederlandse atletes meedoen.

  • de maatschappij = de samenleving, alle mensen die met elkaar leven
  • In de Nederlandse maatschappij wonen mensen van diverse nationaliteiten.

  • de maffia = de bende van misdadigers
  • Over de Italiaanse maffia zijn veel spannende films gemaakt.

  • de manager = de leider
  • Ik krijg nooit de indruk dat die manager zelf iets doet.

  • zo min mogelijk = alleen als het moet
  • Hij werkt zo min mogelijk.

  • de onderscheiding = de prijs
  • Veel sporters zijn trots op een koninklijke onderscheiding.

  • ongetwijfeld = zeker weten, zonder twijfel
  • Zij wint ongetwijfeld een medaille.

  • ontbreken = er niet zijn
  • Kun jij de ontbrekende woorden invullen?

  • oorspronkelijke = eerste
  • Wie zijn de oorspronkelijke bewoners van Canada?

  • opgebouwd uit = gemaakt van
  • Natuurlijk is een zin opgebouwd uit losse woorden.

  • opsommen = opnoemen
  • De fan somde alle beste prestaties van de tienkamper op.

  • de overeenkomst = dat wat gelijk is
  • Is er een overeenkomst tussen een kogel en een discus?

  • overdonderd = heel erg verrast
  • Als je iets niet verwacht, voel je je overdonderd als het toch gebeurt.

  • de overmacht = het overwicht, de situatie waarin je zelf veel sterker dan de ander bent
  • Met overmacht won Jorien ter Mors de 1500 meter.

  • pittig = moeilijk
  • Dit is een pittige opdracht.

  • plaatsvinden = gebeuren
  • De Olympische Spelen vinden in 2016 plaats in Rio.

  • op peil brengen = op een goed niveau brengen
  • De trainer moet de speler op tijd op peil brengen.

  • relaxen = ontspannen
  • Relaxt volgde hij vanaf de tribune de wedstrijd.

  • restylen = vernieuwen
  • De kapperszaak is helemaal gerestyled.

  • de sambal = de hete saus
  • Wil je er sambal bij?

  • de sauna = Fins bad met hete lucht
  • Mijn tante gaat elke maand naar een sauna.

  • het signaal = het teken
  • Pas als de docent een signaal geeft, mag je beginnen.

  • de spits = de centrumaanvaller
  • Toen de ploeg met 2-0 voorkwam, werd de geblesseerde spits uit het veld gehaald.

  • de stimulans = de aanmoediging
  • De onverwachte overwinning was een stimulans om door te gaan.

  • het tenue = de kleding die voorgeschreven is
  • Moet je dat tenue ook tijdens een training dragen?

  • het tintje = het kleurtje
  • Mijn moeder heeft weer een extra bruin tintje.

  • toch = ondanks dat alles
  • De sprinter won zijn serie; toch was hij niet tevreden.

  • toenemende = groter wordende
  • Door de toenemende drukte van het wegverkeer geeft hij de voorkeur aan de trein.

  • toepassen = gebruiken
  • Ik heb geen idee hoe je die regels hier moet toepassen.

  • toevoegen = erbij zetten
  • Aan een finale 100m kun je niet zo maar een atleet toevoegen.

  • vederlicht = heel erg licht, zo licht als een veertje
  • De kleding van een marathonloper is vaak vederlicht.

  • verbinden = aan elkaar vast maken
  • Een voegwoord verbindt twee zinnen met elkaar.