Eisma Station

Woordenlijsten Station

Hier vind je de woordenlijsten van Station van Eisma. Leer de woordjes makkelijk met Wozzol.

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Nederlands Nederlands
  • alert = waakzaam
  • Door de alerte agent kon de inbraak worden voorkomen.

  • amper = maar net
  • De jongens hadden amper geld om broodjes te kopen.

  • de analyse = de ontleding
  • Na analyse van het bloed bleek dat alles normaal was.

  • het aspect = een kant van de zaak
  • Een politicus moet alle aspecten van een onderwerp kennen om goede beslissingen te kunnen nemen.

  • bedreven = geoefend, ervaren
  • De apothekersassistente was zeer bedreven en maakte in een mum van tijd de capsules.

  • belastend = veel last geven, zwaar
  • De Nijmeegse wandelvierdaagse is te belastend voor mijn voeten.

  • bevorderen = vooruithelpen
  • Een beker warme melk bevordert de slaap volgens sommige mensen.

  • de branche = de tak van handel
  • In deze branche is klantvriendelijkheid erg belangrijk.

  • circuleren = rondgaan
  • Onder de leerlingen circuleerden de antwoorden van de toets.

  • constructief = opbouwend
  • Ik stel constructief commentaar erg op prijs, want daar kan ik iets mee.

  • het contrast = de tegenstelling
  • In grote steden zie je veel contrast tussen arm en rijk.

  • de cultuur = de beschaving
  • Een cultuur heeft eigen gewoontes, eigen eten en drinken en eigen muziek.

  • de definitie = de beschrijving van wat iets is
  • In veel economieboeken staan definities van economische begrippen die je moet kennen.

  • de degradatie = het uiteenvallen van iets, de verlaging in rang,
  • Na degradatie van een plastic fles drijven er veel kleine stukjes plastic in de sloot.

  • destructief = geneigd tot vernietigen
  • De jongen werd destructief en sloeg alles kort en klein in zijn boze bui.

  • (erin) doorslaan = ergens te ver in gaan
  • Ik vind dat Barbara wel een beetje doorslaat in het lijnen.

  • de elektroshock = aan hersenen toegediende stroomstoot
  • Vroeger bestond de behandeling van psychiatrische patiënten vaak uit elektroshocks.

  • excessief = buitensporig
  • Het leger gebruikte excessief geweld om de opstand neer te slaan.

  • de fragmentatie = de verdeling in kleine stukjes
  • Door fragmentatie van de asbest was het erg lastig om het terrein goed schoon te maken.

  • de genegenheid = de liefde
  • De meester voelde veel genegenheid voor zijn leerlingen.

  • genetisch = te maken hebben met erfelijkheid
  • Dat ik krullende haren heb, is genetisch bepaald: mijn ouders hebben dat ook.

  • implementeren = invoeren
  • Na de zomervakantie wordt het nieuwe rooster geïmplementeerd bij ons op school.

  • de ingreep = de operatie
  • Het vervangen van een lens in je oog is een eenvoudige ingreep.

  • het initiatief = de eerste stap of aanzet
  • Dankzij het initiatief van een zevenjarig meisje uit Nieuw-Zeeland zijn de verkeersborden in haar land aangepast.

  • inspirerend = bezielend
  • Veel mensen schaften zonnepanelen aan na de inspirerende bijeenkomst over klimaatverandering.

  • de installatie = een aantal bij elkaar horende apparaten
  • In de feesttent stond een grote installatie om de muziek te versterken.

  • intens = hevig
  • Na hun ja-woord keken bruid en bruidegom elkaar intens in de ogen.

  • klam = vochtig en koud
  • Het tuinhuis is tijdens de winter te klam om daar te verblijven.

  • minuscuul = heel erg klein
  • Met een microscoop kun je minuscule deeltjes bekijken en onderzoeken.

  • de missie = de opdracht
  • Het marineschip Zr. Ms. De Ruyter is op een missie van zes maanden in het Middellandse Zeegebied.

  • (erop) naslaan = in een boek opzoeken
  • Dat antwoord weet ik niet, dus ik sla dit boek erop na.

  • neigen naar = ervoor voelen
  • Na jouw enthousiaste verhaal neig ik ernaar om ook naar die winkel te gaan.

  • op den duur = na verloop van tijd
  • Toen ze beide in een andere stad gingen studeren, verwaterde het contact tussen de vriendinnen op den duur.

  • opwekkend = wat vrolijk maakt en stimuleert
  • Het mooie weer werkte opwekkend: iedereen had een goed humeur.

  • potentiële = nog niet bestaande, maar als mogelijkheid aanwezig
  • Ik ga eerst naar de open dagen van drie potentiële vervolgopleidingen voordat ik mijn keuze maak.

  • het profijt = het voordeel
  • Van een grote woordenschat heb je veel profijt als je een lastige tekst moet lezen.

  • het promotieonderzoek = het onderzoek om te provomeren tot doctor aan de universiteit
  • Na drie jaar promotieonderzoek is mijn zus eindelijk klaar met haar opleiding.

  • het riedeltje = het melodietje
  • Ik heb nog steeds dat riedeltje in mijn hoofd.

  • significant = belangrijk
  • Wel of niet knoflook in dat gerecht maakt een significant verschil.

  • strategisch = volgens een weloverwogen plan
  • Als je dat spel speelt, moet je strategisch kunnen denken als je wilt winnen.

  • de suggestie = het geopperd voorstel
  • De docent gaf haar klas de suggestie om eens huiswerk te maken om zo hogere cijfers te halen.

  • de termijn = de periode
  • Deze lening moet je in 30 termijnen afbetalen.

  • de tobber = de piekeraar
  • Mijn opa is een echte tobber; hij ziet altijd moeilijkheden.

  • transplanteren = een orgaan overbrengen naar een ander lichaam
  • Na zijn niertransplantatie ging het gelukkig veel beter met mijn neefje.

  • traumatisch = door een letsel ontstaan
  • Een ongeluk meemaken is een traumatische ervaring.

  • uiteenlopend = afwijkend, tegenstrijdig
  • In de klas waren uiteenlopende meningen over de volgende mentoractiviteit.

  • uitmonden = uitkomen
  • De discussie mondde uit in een ruzie tussen de twee broers.

  • de volkswijsheid = kennis die door overlevering in stand wordt gehouden
  • In veel volkswijsheden schuilen wijze lessen.

  • voorschotelen = vertellen
  • De docent Engels schotelde de klas altijd fantastische verhalen over zijn verleden als verzetsheld voor.

  • voortijdig = te vroeg
  • Vanwege hevige hoofdpijn moest Danique het feest voortijdig verlaten.

  • de zoöloog = de dierkundige
  • Freek Vonk is de bekendste zoöloog van Nederland.

  • het zoöplankton = dierlijk plankton: diertjes die in het water zweven
  • Kleinere vissen, zoals de zandspiering, eten zoöplankton.