schooltaalwoordenboek

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Nederlands Nederlands
  • echter = maar, evenwel, niettemin
  • Het eten was heerlijk; echter, de bediening liet te wensen over.

  • een rol spelen = toneelspelen
  • Hij speelde de rol van slechterik.

  • een rol spelen = iets of iemand een significante invloed heeft op een situatie, beslissing of uitkomst
  • Voldoende slaap speelt een belangrijke rol bij het bevorderen van een goede gezondheid.

  • eenmaal = één keer
  • Ik heb hem eenmaal eerder gezien.

  • eenmaal = (van iets toekomstigs) eens, ooit
  • Als ik eenmaal met pensioen ben, dan ga ik een grote reis maken.

  • eindigen bij = uiteindelijk terechtkomen, waarbij het uiteindelijke punt of de conclusie van een proces of reis wordt benadrukt
  • Na een lange reis eindigden ze bij een afgelegen strand.

  • eindigen met = voltooien, besluiten waarbij de focus ligt op wat wordt bereikt of verkregen aan het einde van een activiteit, proces of situatie
  • Hij eindigde zijn maaltijd met een dessert.

  • enorm = zeer groot, geweldig
  • Het was enorm vervelend dat de lift niet werkte.

  • enzovoort (enz.) = woord dat een verdere opsomming vervangt
  • We moeten nog boodschappen doen: melk, eieren, brood, enzovoort.

  • erachter komen = iets te weten komen
  • Ze kwam er eindelijk achter dat haar verloren portemonnee onder de autostoel lag.

  • ervaren = leren of gewaarworden door dingen mee te maken, ondervinden
  • Je weet pas echt hoe het voelt als je het zelf hebt ervaren.

  • ervaren = bekwaam door ondervinding, wijs of kundig geworden door wat je hebt gedaan of meegemaakt
  • Hij is een ervaren kapper.

  • evenals = net zo als, op dezelfde manier als
  • Ze is evenals haar moeder een bekend zangeres.

  • eveneens = ook
  • Zij is eveneens arts.

  • eventueel = mogelijk
  • We kunnen eventueel later op de dag nog een wandeling maken als het weer verbetert.