Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Oudgrieks Nederlands
  • ἀμφότεροι = beiden; beide; beide(n)
  • ἡ τιμή = eer; eerbewijs
  • σοφός = verstandig; wijs; slim
  • μέγιστος = grootst; zeer groot
  • μάλιστα = het meest; vooral
  • διαφέρω = verschillen
  • κρείττων = beter; sterker
  • βελτίων = beter; bekwamer
  • ὡς = zoals; als; (zo)als
  • ὁ πολέμιος = vijand
  • δειλός = laf; ongelukkig
  • ἀμείνων = beter
  • = of; dan
  • σκοπέω = bekijken; letten op
  • κράτιστος = sterkst; best; zeer sterk; goed
  • μείζων = groter
  • διὰ τοῦτο = daarom
  • βέλτιστος = best; zeer goed
  • ὁ Ζεύς, Διός = Zeus
  • ἆρα = :
  • μᾶλλον = meer
  • πλείων / μᾶλλον

    meer

  • γιγνώσκω = leren kennen; kennen; (leren) kennen; inzien; begrijpen
  • ἡ βουλή = plan; besluit; raad; advies
  • ἡ σοφία = wijsheid; slimheid
  • ὁ δόλος = list
  • πότερος: = wie van beide?; wie van beiden?; wie van beide(n)?
  • κρίνω = (be)oordelen; beoordelen; oordelen
  • πλέον = meer
  • πλείων / πλέον

    meer

  • βλάπτω = schade toebrengen; benadelen
  • ἀδικέω = onrecht doen; onrechtvaardig (be)handelen
  • ἥττων = minder; zwakker
  • σεαυτόν = jezelf
  • ἡ γῆ = aarde; grond; land
  • πλείων = meer
  • πλείων / πλέον

    meer

  • πλεῖστος = meeste(n); zeer vele(n)