Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Oudgrieks Nederlands
  • βοάω = schreeuwen (aor. ἐβόησα)
  • ὁ θνητός = sterveling, mens
  • ἐπισκοπέω = bekijken, overwegen
  • δύο = twee (gen. / dat. δυοῖν)
  • χρυσοῦς = gouden
  • διά = door (…heen)
  • ἄγε / ἄγετε = vooruit!
  • ἄγε / ἄγετεδή

    vooruit! bij gebiedende wijs

  • εἴκοσι = twintig (onverbuigbaar)
  • βουλεύω = beramen, beraadslagen, (aor.) besluiten
  • βουλεύομαι / βουλεύω

    beramen, beraadslagen, (aor.) besluiten

  • πολλάκις = vaak, dikwijls
  • ὀ νεανίας = jongeman
  • \ = ik werd bang (aor.)
  • ὀ θρóνος = troon, zetel
  • ἔνθα = daar, waar (btr. vnw.)
  • ὁ ἥρως = held
  • ὁ ἥρως

    held ἥρωος

  • ἔνδον = binnen
  • ὁ ὅρκος = eed
  • γε = Geeft nadruk aan woord ervoor, tenminste
  • ὑπισχνέομαι = inf. beloven te
  • οἶος = zo(danig) als
  • βουλεύομαι = beramen, beraadslagen, (aor.) besluiten
  • βουλεύομαι / βουλεύω

    beramen, beraadslagen, (aor.) besluiten

  • ἑπιχειρέω = proberen
  • ἑπιχειρέω

    dat. de hand slaan aan, aanvallen, +inf. ondernemen, overgaan tot, proberen

  • οὐ μόνον......, ἀλλὰ καί = niet alleen…., maar ook
  • ποτέ = eens, ooit ,soms
  • ἡ ὕλη = hout, bos
  • ἕπομαι = volgen, meegaan met (+dat) (imperf. εἱπόμην )
  • ἀνοίγω = openen
  • τὸ φάρμακον = kruid, vergif, geneesmiddel
  • τύπτε = slaan (aor. ἔτυψα )
  • χαλεπός = lastig, moeilijk
  • εἶχον = ik had, zij hadden (impf. ἔχω)
  • θνητός = sterfelijk
  • ἐσθλός = edel, voortreffelijk
  • ἴθι = kom op! (gebiedende wijs)
  • ὑμέτερος = (van) jullie (bezitt. vnw)