- Spaans Nederlands
- el desamor = het liefdesverdriet
- desde el primer día = vanaf de allereerste dag
- apasionarse = smoorverliefd zijn
- venir a ver = bezoeken
- reírse de = uitlachen
- seguir = verdergaan
- tener miedo = bang zijn
- el miedo = de angst
- el pasado = het verleden
- comprender = begrijpen
- ya no = niet meer
- conseguir = bereiken
- poner la mesa = de tafel dekken