Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • alto = lang
  • largo / alto

    lang

  • corto = kort
  • rubio = blond
  • moreno = donker
  • guapo = knap / mooi
  • largo = lang
  • largo / alto

    lang

  • romántico = romantisch
  • tranquilo = rustig
  • simpático = sympathiek / aardig
  • tímido = verlegen / stil
  • inteligente = slim / intelligent
  • maravilloso = prachtig
  • pesado = vervelend
  • peligroso = gevaarlijk
  • ¡qué aburrido! = wat saai!
  • ¿hasta cuándo? = tot wanneer?
  • también = ook
  • tampoco = ook niet
  • un poco = een beetje
  • ahí = daar
  • entre = tussen
  • la aventura = het avontuur
  • el novio / la novia = de vaste vriend
  • el novio / la novia

    de vaste vriendin

  • el pelo = het haar
  • el gato = de poes
  • el perro = de hond
  • el conejo = het konijn
  • el pez = de vis
  • el caballo = het paard
  • el tigre = de tijger
  • el elefante = de olifant
  • el león = de leeuw
  • el mono = de aap
  • el pájaro = de vogel
  • el burro = de ezel
  • la excursión = de excursie
  • el guía = de reisleider
  • caminar = wandelen
  • el camino = het (wandel)pad
  • el fin de semana = het weekend
  • el cine = de bioscoop
  • la plaza = het plein
  • la fiesta = het feest
  • el lugar = de plek
  • el hostal = het hostel
  • el lago = het meer
  • la isla = het eiland
  • el desierto = de woestijn
  • el cibercafé = het internetcafé
  • cerca = dichtbij
  • lejos = ver weg
  • más o menos = ongeveer
  • gritar = gillen / schreeuwen
  • increíble = ongelooflijk
  • nadar = zwemmen
  • sacar fotos = foto's maken
  • dormir = slapen
  • repetir = herhalen
  • reír / reírse = lachen
  • elegir = kiezen
  • volver = teruggaan / terugkomen
  • quedarse = blijven
  • chatear = chatten