Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • la estación = het station
  • el tranvía = de tram
  • la bici / la bicicleta = de fiets
  • el tren = de trein
  • las escaleras = de trap
  • el barrio = de wijk
  • el puerto = de haven
  • el semáforo = het stoplicht
  • la esquina = de hoek
  • el puente = de brug
  • el cruce = het kruispunt
  • la plaza = het plein
  • la fuente = de fontein
  • el parque = het park
  • la ida = de heenreis
  • la vuelta = de terugreis
  • a pie = te voet
  • el destino = de bestemming
  • el transbordo = de overstap
  • el billete sencillo = de enkele reis
  • la ruta = de route
  • animar = vermaken
  • andar = lopen / wandelen
  • disculpar = verontschuldigen
  • dar una vuelta = een ommetje maken
  • comparar = vergelijken
  • desaparecer = verdwijnen
  • disaparecer / desaparecer

    verdwijnen

  • fumar = roken
  • recorrer = doorkruisen
  • recorrer / cruzar

    doorkruisen

  • diseñar = ontwerpen
  • descargar = downloaden
  • bajar = uitstappen
  • bajar

    verminderen / uitstappen

  • subir = beklimmen / opstappen
  • ganar = winnen
  • ganar

    winnen / verdienen

  • girar = afslaan
  • la obra = het (kunst)werk
  • la obra de arte

    het (kunst)werk

  • la vista = het zicht
  • la espalda = de rug
  • el césped = het gras
  • el guía = de gids
  • el tiempo libre = de vrije tijd
  • el tiempo libre / el ocio

    de vrije tijd

  • el lugar = de plek
  • detrás = achter
  • andar detrás de alguien

    achter iemand lopen

  • fuera = buiten
  • izquierda = links
  • derecha = rechts
  • entre = tussen
  • todo recto = rechtdoor
  • delante = voor
  • suficiente = genoeg
  • depende de = hangt af van
  • actualmente = tegenwoordig
  • oscuro = donker
  • seguro = zeker
  • por eso = daarom
  • por tanto / por eso

    daarom

  • hasta = tot
  • cerca = dichtbij
  • lejos = ver
  • rápido = snel
  • despacio = langzaam
  • encontrar = vinden
  • la parada = de halte