Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • zwingen, gezwungen = dwingen
  • ziehen, gezogen = trekken
  • wollen, gewollt = willen
  • wissen, gewusst = weten
  • wiegen, gewogen = wegen
  • werfen, geworfen = gooien
  • werden, geworden = worden, zullen
  • werben, geworben = werven
  • wenden, gewandt = (zich) wenden
  • waschen, gewaschen = wassen
  • wachsen, gewachsen = groeien
  • verzeihen, verziehen = vergeven
  • verschwinden, verschwunden = verdwijnen
  • verlieren, verloren = verliezen
  • vergessen, vergessen = vergeten
  • verderben, verdorben = bederven
  • tun, getan = doen
  • trinken, getrunken = drinken
  • treten, getreten = treden
  • treiben, getrieben = drijven
  • treffen, getroffen = treffen, ontmoeten
  • tragen, getragen = dragen
  • streiten, gestritten = ruzie maken
  • streichen, gestrichen = strijken, schilderen
  • stoßen, gestoßen = stoten
  • stinken, gestunken = stinken
  • sterben, gestorben = sterven
  • steigen, gestiegen = stijgen
  • stehlen, gestohlen = stelen
  • stehen, gestanden = staan
  • stechen, gestochen = steken
  • springen, gesprungen = springen
  • sprechen, gesprochen = spreken
  • sollen, gesollt = moeten
  • sitzen, gesessen = zitten
  • sinken, gesunken = zinken
  • singen, gesungen = zingen