Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • begrenzt = beperkt
  • bestätigen = bevestigen
  • der Flug = de vlucht
  • gleich = meteen
  • im Nachhinein = achteraf
  • je … desto = hoe … des te
  • der Schalter = de balie
  • die Strecke = de afstand
  • Üblich = gebruikelijk
  • sich unterscheiden = verschillen
  • anhalten = stoppen
  • die Behörde = de instantie
  • die Geschwindigkeit = de snelheid
  • das Schild = het verkeersbord / het bord
  • die Schranke = de slagboom
  • sich auskennen = op de hoogte zijn van
  • übereinstimmen = overeenkomen
  • überholen = inhalen
  • überqueren = oversteken
  • das Wissen = de kennis
  • ab = vanaf
  • der Anfänger = de beginner
  • der Auftritt = het optreden
  • der Eintritt = de entree
  • die Ferien = de vakantie
  • der Fortgeschrittene = de gevorderde
  • grillen = barbecueën
  • das Schloss = het kasteel
  • spazieren gehen = wandelen
  • das Zelt = de tent
  • daheim = thuis
  • gespannt = nieuwsgierig
  • das Gewitter = het onweer
  • die Klassenfahrt = de schoolreis
  • leicht = makkelijk
  • Das Meer = de zee
  • Schluss machen = het uitmaken
  • der Stau = de file
  • die Verspätung = de vertraging
  • zudem = bovendien