Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • stolpern = struikelen
  • hetzen = jachten / erg gehaast zijn / jachten, erg gehaast zijn
  • verpassen = missen
  • die Leichtathletin = de atlete
  • schnaufen = snuiven / hijgen / snuiven, hijgen
  • der Eisbär = de ijsbeer
  • der Spitzensportler = de topsporter
  • anfassen = vastpakken / vasthouden / vastpakken, vasthouden
  • die Erfahrung = de ervaring
  • wetten = wedden
  • der Erste = de eerste
  • eine Treppe aufrennen = een trap oprennen
  • eine Treppe runterrennen = een trap afrennen
  • hinfallen = op de grond vallen
  • krepieren = van de pijn verrekken
  • die Bemerkung = de opmerking
  • die Bemerkungen = de opmerkingen
  • bluten = bloeden
  • daraufkleben = erop plakken
  • das Pflaster = de pleister
  • das Mitglied = het lid
  • der Sportverein = de sportvereniging
  • die Kondition = de conditie
  • die Sportskanone / das Sportass = de supersporter
  • die Weltmeisterin = de wereldkampioene
  • Spaß beiseite = nu even serieus
  • die Ernährung = de voeding
  • der Magen = de maag
  • der Körper = het lichaam
  • fordern = verlangen / vragen / verlangen, vragen
  • die Energie = de energie
  • zugleich = tegelijkertijd
  • der Nichtsportler = de niet-sporter
  • das Milchprodukt = het melkproduct
  • die Milchprodukte = de melkproducten
  • die Nahrung = het voedsel
  • der Quark = de kwark
  • woraus = waaruit
  • der Transport = het transport
  • die Körpertemperatur = de lichaamstemperatuur
  • ausreichend = voldoende
  • die Flüssigkeit = het vocht
  • schwitzen = zweten
  • aufnehmen = opnemen
  • der Durstlöscher = de dorstlesser
  • die Durstlöscher = de dorstlessers
  • Sport treiben = aan sport doen
  • Volleyball spielen = volleyballen
  • wie oft = hoe vaak
  • trainieren = trainen
  • die Stadtsporthalle = de stadssporthal
  • die Sportart = de tak van sport
  • die Sportarten = de takken van sport
  • hinterher laufen = er achteraan lopen
  • das Schach = het schaakspel
  • die Dame = het damspel
  • einschlafen = in slaap vallen
  • zuschlagen = raak slaan
  • fester = harder
  • der Karatekurs = de karatecursus
  • der Anfänger = de beginner
  • die Anfänger = de beginners
  • anmelden = aanmelden / opgeven / aanmelden, opgeven
  • hinten = achter
  • der Gang = de gang
  • hinunterlaufen = af lopen
  • das Gleiche = hetzelfde
  • in die Höhe = in de lucht
  • die Schwierigkeit = de moeilijkheid
  • die Schwierigkeiten = de moeilijkheden
  • die Vertretung = de vervanging
  • die Kantine = de kantine
  • die Eisdiele = de ijssalon
  • die Sportschule = de sportschool
  • weiter = verder
  • deshalb = daarom
  • gegenüber = tegenover
  • fliegen = vliegen
  • weshalb = waarom
  • barfuß = op blote voeten
  • sicherlich = zeker
  • das Halbfinale = de halve finale
  • die EM = het EK
  • die Europäische Meisterschaft = het Europees Kampioenschap
  • das Stadion = het stadion
  • die U-Bahnlinie = de metrolijn
  • die Endstation = het eindstation
  • die Stadt = de stad
  • das Hotelverzeichnis = de hotelgids
  • die Jugendherberge = de jeugdherberg
  • der Umkleideraum = de kleedruimte
  • riesengroß = reuzegroot
  • der Lieblingssport = de lievelingssport
  • populär = populair
  • die Unterhaltung = het amusement
  • die Entfernung = de afstand
  • überwinden = overwinnen
  • angreifen = aanvallen
  • der Punkt = het punt
  • die Punkte = de punten
  • die Regel = de regel
  • die Regeln = de regels
  • die Regionalliga = de amateurdivisie
  • die Bundesliga = de profdivisie
  • bekannt = bekend
  • erfolgreich = succesvol
  • das Jugendteam = het jeugdteam
  • ersetzen = vervangen
  • die Hüfte = de heup
  • die Hüften = de heupen
  • sichtbar = zichtbaar
  • die Weltmeisterschaft = het wereldkampioenschap
  • qualifizieren = kwalificeren
  • das Krafttraining = de krachttraining
  • die Saison = het seizoen
  • der Gegner = de tegenstander
  • die Chance = de kans
  • die Chancen = de kansen
  • aufsteigen = promoveren
  • die Division = de divisie
  • gleichziehen = gelijk trekken
  • großartig = fantastisch
  • der Kampf = de wedstrijd
  • die Übersetzung = de vertaling
  • die Übersetzungen = de vertalingen
  • das Gewinnen = het winnen
  • das Verlieren = het verliezen
  • konzentrieren = concentreren