Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • adult = volwassene
  • grown-up / adult

  • age = leeftijd
  • The old man must have reached the age of 80 years.

    De oude man moet de leeftijd hebben bereikt van 80 jaar.

  • aunt = tante
  • My aunt is the sister of my mother.

    Mijn tante is de zus van mijn moeder.

  • boyfriend = vriend
  • now I can spend more time with my beloved boyfriend

    vriend

  • daughter = dochter
  • Valentina is Vera and Mikhail's daughter.

    dochter

  • divorced = gescheiden
  • My parents are divorced.

    Mijn ouders zijn gescheiden ...

  • girlfriend = vriendin
  • She's not his girlfriend, she's his sister.

    vriendin

  • granddaughter = kleindochter
  • Take care of my granddaughter.

    kleindochter

  • grandparent = grootouder
  • The two people in the centre are my grandparents.

    grootouder

  • grandson = kleinzoon
  • The great-grandson of King Kong maybe.

    kleinzoon

  • honeymoon = huwelijksreis
  • After the wedding, they spent their honeymoon in Italy.

    huwelijksreis

  • like = (zo)als
  • any more songs like this,

    (zo)als

  • Mr = meneer
  • Mr Ward is a teacher.

    meneer

  • Mrs = mevrouw
  • Actually, I came to see your husband, Mrs. Mulwray.

    mevrouw

  • orphan = wees
  • When his parents died, he became an orphan.

    wees

  • parent = ouder
  • He could relate to the position of the parent.

    Hij kon zich verplaatsen in de positie van de ouder.

  • son = zoon
  • My son is everything to me.

    Mijn zoon is alles voor me.

  • (to) call = noemen
  • | They call me the Seeker ||

    noemen

  • (to) marry = trouwen
  • Will you marry me?

    trouwen

  • (to) take = Nemen
  • I want you to help me take my revenge.

    Nemen

  • twins = tweeling
  • My cousins are twins.

    Mijn neefjes zijn een tweeling.

  • uncle = oom
  • My uncle is the brother of my father.

    Mijn oom is de broer van mijn vader.

  • wedding = trouwerij
  • A friend's wedding.

    trouwerij

  • wife = vrouw / echtgenoot
  • I'm married. I have a wife.

    vrouw / echtgenoot

  • alone = alleen
  • 'Cause baby you're not alone

    alleen