NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Engels - moved
Eisma - Library
Library 2nd Edition - jaar 1
0 - Start - B
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren.
Print de lijst als
flashcards
.
Lijst exporteren als tekstbestand.
Engels
Nederlands
America
=
Amerika
animal
=
dier
She likes animals.
=
Zij houdt van dieren.
countries
=
landen
Europe
=
Europa
every Friday
=
iedere vrijdag
example
=
voorbeeld
that’s a good example
=
dat is een goed voorbeeld
farm animal
=
boerderijdier
A pig / cow / chicken is a farm animal
=
Een varken / koe / kip is een boerderijdier.
friends
=
vrienden
grid
=
schema
match
=
wedstrijd
number
=
getal
people
=
mensen
pet
=
huisdier
the rest of her life
=
de rest van haar leven
the same hobby
=
dezelfde hobby
Do you play too?
=
Speel jij ook?
to know
=
weten
to live
=
leven
They live in London.
=
Zij leven in Londen.
to move
=
verhuizen
to play hockey
=
hockeyen
to speak
=
spreken
You speak English very well.
=
Je spreekt goed Engels.
to stay
=
blijven
She stays every Saturday.
=
Ze blijft elke zaterdag.
also
=
ook
English
=
Engels
in the weekends
=
in het weekend
many
=
veel
on holiday
=
op vakantie
quite
=
nogal
something
=
iets
that’s quite something
=
dat is nogal wat
two times a week
=
twee keer per week
my youngest brother
=
mijn jongste broer
Relatives
=
Familieleden
aunt
=
tante
brother
=
broer
cousin
=
neef (of nicht)
daughter
=
dochter
father / dad
=
vader / pa
grandfather
=
grootvader
mother / mum
=
moeder / ma
sister
=
zus
stepfather
=
stiefvader
uncle
=
oom
Days of the Week
=
Dagen van de week
Monday
=
maandag
Tuesday
=
dinsdag
Wednesday
=
woensdag
Thursday
=
donderdag
Friday
=
vrijdag
Saturday
=
zaterdag
Sunday
=
zondag
Animals
=
Dieren
cat
=
kat
pig
=
varken
elephant
=
olifant
dog
=
hond
chicken
=
kip
giraffe
=
giraf
bird
=
vogel
duck
=
eend
gorilla
=
gorilla
mouse
=
muis
sheep
=
schaap / schapen
hippopotamus
=
nijlpaard
rabbit
=
konijn
horse
=
paard
zebra
=
zebra
frog
=
kikker
cow
=
koe
fish
=
vis