Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • He / she has long / short hair. = Hij/zij heeft lang / kort haar.
  • He / she is happy / sad / upset. = Hij/zij is blij / verdrietig / overstuur.
  • The figure is annoyed / in love. = Het figuurtje is geïrriteerd / verliefd.
  • There is nothing in the background. = Er staat niets op de achtergrond.
  • My character is riding his bicycle. = Mijn figuur rijdt op zijn fiets.
  • Her shoes are pink. = Haar schoenen zijn roze.
  • My character is a man / woman / child / fish. = Mijn figuur is een man / vrouw / kind / vis.
  • He wears black clothes and a cape. = Hij draagt zwarte kleren en een cape.
  • My super rabbit is bald and wears a dark mask. = Mijn superkonijn is kaal en draagt een donker masker.
  • He wears a power suit and he can fly. = Hij draagt een superpak en hij kan vliegen.
  • This superhero wears boots and gloves. = Deze held draagt laarzen en handschoenen.
  • This superwoman has got long legs. = Deze supervrouw heeft lange benen.
  • She wears a dark blue cotton cape. = Ze draagt een donkerblauwe katoenen cape.