Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • He has black, hairy eyebrows. = Hij heeft zwarte, harige wenkbrauwen.
  • His eyes were blue, grey, brown, green. = Zijn ogen waren blauw, grijs, bruin, groen.
  • He was wearing a blue shirt. = Hij droeg een blauw overhemd.
  • He had a red scarf round his neck. = Hij had een rode sjaal om zijn nek.
  • He had a grey hat on his head. = Hij had een grijze hoed op zijn hoofd.
  • He was riding his horse. = Hij reed op zijn paard.
  • His has a big, black moustache. = Hij heeft een grote, zwarte snor.
  • I was/wasn’t afraid. = Ik was wel/niet bang.