Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • He is wearing jeans and a sweater. = Hij draagt een spijkerbroek en een trui.
  • She wears glasses and has curly hair. = Zij heeft een bril en krullend haar.
  • He is a tall guy with short hair and an earring. = Hij is een grote kerel met kort haar en een oorbel.
  • She has a pretty face without any make-up. = Ze heeft een mooi gezicht zonder make-up.
  • She has dark skin and long black hair. = Ze heeft een donkere huid en lang zwart haar.
  • She likes wearing rings, a necklace and a bracelet. = Ze houdt ervan om ringen, een ketting en een armband te dragen.
  • He has a striped T-shirt and green trousers. = Hij heeft een gestreept T-shirt met een groene broek.
  • He always wears trainers and a tracksuit. = Hij draagt altijd sportschoenen en een traingspak.
  • He was/wasn’t alone. = Hij was wel/niet alleen.
  • His face was a bit pale. = Zijn gezicht was een beetje bleek.
  • He has black, hairy eyebrows. = Hij heeft zwarte, harige wenkbrauwen.
  • His eyes were blue, grey, brown, green. = Zijn ogen waren blauw, grijs, bruin, groen.
  • He was wearing a blue shirt. = Hij droeg een blauw overhemd.
  • He had a red scarf round his neck. = Hij had een rode sjaal om zijn nek.
  • He had a grey hat on his head. = Hij had een grijze hoed op zijn hoofd.
  • He was riding his horse. = Hij reed op zijn paard.
  • His has a big, black moustache. = Hij heeft een grote, zwarte snor.
  • I was/wasn’t afraid. = Ik was wel/niet bang.