Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Italiaans Nederlands
  • economia = economie
  • ancora = nog
  • un esame = een tentamen
  • Inghilterra = Engeland
  • un semestre = een semester
  • quando? = wanneer?
  • tornare = teruggaan/terugkomen
  • dicembre = december
  • il centro = het centrum
  • la via = de straat
  • il numero = het nummer
  • al numero = op nummer
  • anch’io = ik ook
  • scusa = sorry
  • la lezione = de les
  • incontrare = ontmoeten
  • vecchio = oud (van vroeger)
  • un amico = een vriend
  • la sorpresa = de verrassing
  • che sorpresa! = wat een verrassing!
  • quanto = hoeveel
  • quanto tempo! = dat is lang geleden! (letterlijk: ‘hoeveel tijd!’)
  • senti = hoor eens/luister eens
  • non (...) più = niet meer
  • lo studente = de student
  • l’architettura = de architectuur
  • il ragazzo = de jongen
  • l’architetto = de architect
  • lo studio = hier: het kantoor
  • la famiglia = het gezin
  • tua moglie = jouw vrouw
  • l’amica = de vriendin
  • di = van
  • naturalmente = natuurlijk
  • la studentessa = de studente
  • la matematica = de wiskunde
  • sicuramente = zeker
  • l’insegnante = de leraar
  • il negozio = de winkel
  • il computer = de computer
  • vicino = dichtbij/in de buurt
  • che bello! = wat leuk!
  • Ma guarda chi c’è! = Kijk eens wie daar is!
  • sempre = altijd/nog altijd
  • la direttrice = de directrice
  • legge = hier: rechten
  • l’avvocato = de advocaat
  • l’ufficio = het kantoor
  • la fiera = de beurs
  • purtroppo = helaas
  • il tempo = de tijd
  • questa sera / stasera = vanavond
  • la sera = de avond
  • andiamo = we gaan/gaan we?
  • la pizzeria = de pizzeria
  • insieme = samen
  • a stasera = tot vanavond