NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Nederlands
Malmberg
Talent
2-vwogymnasium
2-vwo/gymnasium-H1
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren.
Print de lijst als
flashcards
.
Lijst exporteren als tekstbestand.
Nederlands
Nederlands
aanspreken op
=
tegen iemand zeggen dat zijn gedrag niet goed is
asociaal
=
niet sociaal
het domein
=
gebied waarover je invloed hebt
dramatisch
=
1 indrukwekkend; 2 met veel emotie
de fauna
=
dierenwereld
de flora
=
plantenwereld
humeurig
=
chagrijnig / met een slecht humeur of slechte stemming
iets de kop indrukken
=
tenietdoen / doen verdwijnen / uit de wereld helpen
meedogenloos
=
zonder medelijden / hard
ongerept
=
onaangetast / zonder invloed van de mens
zich ontpoppen als
=
na enige tijd iets anders blijken te zijn
oprecht
=
eerlijk
schaamteloos
=
zonder schaamte / brutaal
over de schreef gaan
=
te ver gaan
slenteren
=
langzaam lopen zonder doel
je stem verheffen
=
harder gaan praten / duidelijk je mening zeggen
het tij keren
=
de situatie totaal veranderen
verbluffend
=
verbijsterend / verbazingwekkend
de aanwas
=
groei / toename
compact
=
weinig ruimte innemend
dartelen
=
vrolijk huppelen of springen
definitief
=
klaar / het wordt niet meer veranderd / vast
domineren
=
overheersen / meer invloed hebben dan de rest
het front
=
1 voorste gevechtslinie; 2 voorkant / op verschillende fronten / in verschillende opzichten
incidenteel
=
niet dikwijls / zo nu en dan
mild
=
1 zacht; vriendelijk
het perspectief
=
1 gezichtspunt van waaruit je de dingen bekijkt; 2 toekomst
structureel
=
1 een vast onderdeel vormend; 2 op een vaste manier, volgens een vaste aanpak; 3 blijvend
terugdringen
=
in aantal of hoeveelheid beperken
verschalken
=
te pakken krijgen