NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Nederlands
Malmberg
Talent
VWO - Leerjaar 3 - 2e editie
Hoofdstuk 6.0 - vwo/gymnasium
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren.
Print de lijst als
flashcards
.
Lijst exporteren als tekstbestand.
Nederlands
Nederlands
accuraat
=
nauwkeurig, nauwgezet, precies
articuleren
=
duidelijk uitspreken
de blockbuster
=
zeer succesvolle film, kassucces
te boek stellen
=
opschrijven
buitenproportioneel
=
buitensporig, onevenredig, te
het concept
=
voorlopig plan / ontwerp of voorlopig ontwerp / opvatting
demotiverend
=
ontmoedigend, niet stimulerend
extrapoleren
=
op basis van gegevens verwachtingen uitspreken over iets waarvan je geen gegevens hebt
de fysicus
=
natuurkundige
de graad
=
eenheid van temperatuur / eenheid van hoek / rang, titel / afstand (bij aardrijkskunde)
de grondslag
=
belangrijke overtuiging / basis
hachelijk
=
angstig, gevaarlijk, gewaagd
limiteren
=
beperken
ergens niet om malen
=
iets onbelangrijk vinden
het neuron
=
zenuwcel
onvolkomenheid
=
onvolmaaktheid, imperfectie, tekortkoming
onvoordelig
=
duur / nadelig / kwalijk / lelijk, niet flatteus
polijsten
=
glanzend glad maken door schuren of slijpen / verbeteren, verfijnen
primitief
=
niet erg ontwikkeld / heel eenvoudig, gebrekkig
respectievelijk
=
in dezelfde volgorde als genoemd, ieder op zijn beurt
rudimentair
=
elementair, basis
iemand een spiegel voorhouden
=
iemand laten zien hoe hij handelt
stellig
=
duidelijk, als je er zeker van bent
ultiem
=
allerlaatste, volmaakt, eind- (zoals in einddatum)
visionair
=
blijk gevend van een visie, vaak op toekomstige ontwikkelingen
ergens op voortborduren
=
iets verder uitwerken, doorgaan met iets, terugkomen op iets