Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Nederlands Nederlands
  • Zijn hielen lichten. = Weglopen / weggaan.
  • Iemand verwijten naar het hoofd slingeren. = Kritiek leveren.
  • Zijn hart aan iets ophalen. = Ergens graag mee bezig zijn.
  • Iemand tegen de haren in strijken. = Iemand irriteren.
  • Op de schop gaan. = Bewerkt, overhoopgehaald, veranderd worden.
  • Dat stuit mij tegen de borst. = Iets afkeuren.
  • Hij is een blok aan het been. = Iemand die je handelen of functioneren belemmert.
  • Zijn neus voor iemand of iets ophalen. = Iemand of iets te min vinden.
  • Iemand stroop om de mond smeren. = Aardig doen om iets voor elkaar te krijgen.
  • Het op zijn heupen hebben. = Hard bezig zijn (positief) / humeurig zijn (negatief).
  • Een gedaanteverwisseling. = metamorfose
  • Een percentage van de opbrengst van iets. = royalty
  • Een sterretje als teken om te verwijzen. = asterisk
  • teloorgang = ondergang
  • Een stad met zijn voorsteden. = agglomeratie
  • Iets wat je van nature hebt. = gave
  • Een onbeduidende / onbelangrijke kwestie. = futiliteit
  • Een ongeboren vrucht. = foetus
  • Het totale werk van bv. een schrijver. = oeuvre
  • Het overnemen van werk (bv. tekst) van een ander. = plagiaat
  • drastische = krachtige en snelwerkende
  • gedeprimeerd = terneergeslagen / somber
  • invitatie = uitnodiging
  • het reçu = het ontvangstbewijs
  • acclimatiseren = wennen aan klimaat en omgeving
  • claustrofobie = angst voor afgesloten ruimtes
  • jobstijding = het ongeluksbericht
  • aantijging = valse beschuldiging
  • veinzen = doen alsof
  • abusievelijk = per ongeluk