NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Nederlands
Goedgebekt
Deel 1 Herhaling
Taak 01 t/m 20
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren.
Print de lijst als
flashcards
.
Lijst exporteren als tekstbestand.
Nederlands
Nederlands
jobstijding
=
ongeluksbericht
clementie
=
genade
persifleren
=
spottend nadoen
gemêleerd gezelschap
=
allerlei mensen
duplicaat
=
afschrift
significant
=
veelbetekenend
remedie
=
oplossing
facultatief
=
niet verplicht
prominent
=
opvallend
corruptie
=
omkoping
Een toontje lager zingen.
=
Een minder grote mond opzetten.
Iets uit de losse pols doen.
=
Iets met (te) groot gemak doen.
Al zijn kruit verschoten hebben.
=
Alle middelen / mogelijkheden hebben gebruikt.
Angst is een slechte raadgever.
=
Als je bang bent, neem je vaak de verkeerde beslissing.
Het hangt als een zwaard van Damocles boven zijn hoofd.
=
Een gevaar dat voortdurend dreigt.
Iemand tegen de haren in strijken.
=
Iemand irriteren.
Niet samen met iemand door één deur kunnen.
=
Niet goed met iemand kunnen samenwerken.
Waar gehakt wordt, vallen spaanders.
=
Waar gewerkt wordt, kunnen fouten gemaakt worden.
Iets naar je hand zetten.
=
Het zo regelen, dat het je goed uitkomt.
Een ongeluk komt zelden alleen.
=
Als er iets tegenzit, volgen er vaak meer tegenslagen.
zijn visitekaartje afgeven
=
laten zien wat je kwaliteiten zijn
bij iemand in het gevlij komen
=
doen of zeggen wat iemand graag wil
zijn biezen pakken
=
(gedwongen) vertrekken
met twee tongen spreken
=
tegen de een iets anders zeggen dan tegen de ander
iemand met argusogen bekijken
=
iets met argwaan in de gaten houden
iemand aan de tand voelen
=
iemand ondervragen
het gelag moeten betalen
=
voor de kosten opdraaien
genoegen met iets nemen
=
er tevreden mee zijn
iemand de zwarte piet toespelen
=
proberen iemand de schuld te geven
goedgebekt zijn
=
goed kunnen spreken / je mond goed kunnen roeren